What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3 h Gesundheit DU3 L1
3 h Gesundheit
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
Duits
Secondary Education
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
3 h Gesundheit
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Herzlich wilkommen!
Was machen wir heute?
Lesen
Grammatik
Lernziel
Je kunt een korte tekst over gezondheid begripen
Je kunt het persoonlijk voornaamwoord als onderwerp en lijdend voorwerp gebruiken.
Slide 3 - Slide
Seite 56 Aufgabe 5
1. müde- nervös-schlimm-schwindelig
2. das Bein- das Fieber- das Gesicht- die Nase
3. sich schneiden- sich übergeben- sich verbrennen- sich verletzten
4. die Erkältung- der Heuschnupfen- das Medikament- die Zahnschmerzen
Slide 4 - Slide
Heuschnupfen
Erkältung
wehgetan
die Grippe
Fieber
Gesundheit
Zahnschmerzen
Unfallnervös
Krankheit
Slide 5 - Slide
Nog even kort
eerste naamval = onderwerp
vierde naamval = lijdend voorwerp
Ook 4e naamval na voorzetsels
ezelsbruggetje :
DOFEGUB
durch, ohne, für, entlang, gegeb, um, bis
Slide 6 - Slide
Naamvallen
Persoonlijke voornaamwoorden (onder andere) kunnen veranderen:
Ik
ga naar de winkel - koop je wat voor
mij?
De functie van een woord in een zin noemen (
bv. onderwerp, lijdend voorwerp
) we een naamval.
Er zijn in totaal 4 naamvallen in het Duits.
Slide 7 - Slide
1e en 4e naamval
->
1e naamval: onderwerp
(wie/wat + persoonsvorm)
->
4e naamval: lijdend voorwerp
(wie/wat + gezegde + onderwerp)
"Het kind pakt de bal"
wie/wat + pakt = het kind (1e naamval)
wie/wat + pakt + het kind = de bal (4e naamval)
Slide 8 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
1e
4e
ik
ich
mich
mij
jij
du
dich
jou
hij
er
ihn
hem
zij
sie
sie
haar
het
es
es
het
wij
wir
uns
ons
jullie
ihr
euch
jullie
zij
sie
sie
hen
u
Sie
Sie
u
Persoonlijk voornaamwoord
in de 1e en 4e naamval
Ik zie jou.
Ich sehe dich.
Zij zoekt hem.
Sie sucht ihn.
Slide 9 - Slide
Grammatik
Was?
Seite 66-68 Aufgaben 18-22
Wie?
allein
Wie lange?
10 Minuten
Hilfe?
Schau ins Buch Seite 145
Fertig?
ga na google classroom
timer
10:00
Slide 10 - Slide
Seite 62-64
Aufgabe 15 /16
Fertig?
Aufgabe 17
timer
10:00
Slide 11 - Slide
Naamvallen
Persoonlijke voornaamwoorden (onder andere) kunnen veranderen:
Ik
ga naar de winkel - koop je wat voor
mij?
De functie van een woord in een zin noemen (
bv. onderwerp, lijdend voorwerp
) we een naamval.
Er zijn in totaal 4 naamvallen in het Duits.
Slide 12 - Slide
1e en 4e naamval
->
1e naamval: onderwerp
(wie/wat + persoonsvorm)
->
4e naamval: lijdend voorwerp
(wie/wat + gezegde + onderwerp)
"Het kind pakt de bal"
wie/wat + pakt = het kind (1e naamval)
wie/wat + pakt + het kind = de bal (4e naamval)
Slide 13 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
1e
4e
ik
ich
mich
mij
jij
du
dich
jou
hij
er
ihn
hem
zij
sie
sie
haar
het
es
es
het
wij
wir
uns
ons
jullie
ihr
euch
jullie
zij
sie
sie
hen
u
Sie
Sie
u
Persoonlijk voornaamwoord
in de 1e en 4e naamval
Ik zie jou.
Ich sehe dich.
Zij zoekt hem.
Sie sucht ihn.
Slide 14 - Slide
Welke voorzetsels zijn er in de 4e nv?
durch
für
gegen
ohne
um
bis
entlang
voorzetsels Dativ (3. Fall)
aus = uit
b
ei = bij
mit = met
nach = na, naar
seit = sinds
von = van, door
zu = naar, tot, bij
außer = behalve
gegenüber = tegenover
an......vorbei = langs
voorzetsels Akkusativ (4. Fall)
durch = door
für = voor
gegen = tegen
ohne = zonder
um = om
bis = tot
entlang = langs
welke voorzetsels en lidwoorden worden samengevoegd
zu der -> zur (3) in das -> ins (4)
zu dem -> zum (3)
Slide 15 - Slide
Grammatik
Was?
Seite 66 Aufgabe 18-20
Wie?
allein oder zu zweit
Wie lange?
8 Minuten
Hilfe?
Schau ins Buch Seite 152, 153
Fertig?
slim stampen online methode
timer
8:00
Slide 16 - Slide
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
"Ich gehe nach Hause"
A
ich
B
gehe
C
nach
D
Hause
Slide 17 - Quiz
Wat is het onderwerp in deze zin?
"Ich gehe nach Hause"
A
Ich
B
gehe
C
nach
D
Hause
Slide 18 - Quiz
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie
Sie
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
Slide 19 - Drag question
Nog één stapje moeilijker...
De zin met het gat is een
vervolg
op de eerste zin.
Vul het passende persoonlijk voornaamwoord in.
-> Bepaal zelf of je eerste of vierde naamval moet hebben.
Slide 20 - Slide
Wir sind zum Direktor gegangen.
............ hat uns gerufen.
Slide 21 - Open question
Hey, da ist Lukas! Ich habe
.......... lange nicht gesehen.
Slide 22 - Open question
Max und Lina, wo seid ihr? Ich kann
.......... nicht finden!
Slide 23 - Open question
Das ist Molly.
.......... ist meine Freundin.
Slide 24 - Open question
Ik weet wat de 1e en 4e naamval zijn
A
Ja
B
Nee
Slide 25 - Quiz
Ik ken de 1e en 4e naamval van het persoonlijk voornaamwoord (schema)
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 26 - Poll
More lessons like this
3 h Gesundheit DU4 L2 Grammatik
October 2024
- Lesson with
16 slides
Duits
Secondary Education
K2 les 2 grammatik + lezen
October 2024
- Lesson with
18 slides
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU4 L1
October 2024
- Lesson with
20 slides
Duits
Secondary Education
3 havo Kapitel 2 5 les DU 4
October 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
3 havo Kapitel 2 4 les DU 4
October 2024
- Lesson with
23 slides
Duits
Secondary Education
Naamvallen herhaling 4 havo
August 2022
- Lesson with
29 slides
Other languages
Secondary Education
Kapitel 9 - einkaufen wdhlg - mavo3
June 2023
- Lesson with
26 slides
Deutsch
Secondary Education
M22 - Schritt 10 (+ 11)
December 2023
- Lesson with
20 slides
Duits
Secondary Education
Age 13