3 h Gesundheit DU4 L2 Grammatik

3 h Gesundheit
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsSecondary Education

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

3 h Gesundheit

Slide 1 - Slide

Herzlich wilkommen!
Was machen wir heute? 
  • Wortschatz
  • Grammatik - ontleden4e naamval
  • Hören

Lernziel:
  • Je kunt het persoonijk voornaamwoord als onderwerp en lijdend voorwerp gebruiken.
  • Je kunt een radioprogramma over plankenkoorts begrijpen.



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wortschatz
Was?
Seite 58/ 59 Aufgabe 8- 11
Wie?
allein 
Wie lange?
10 Minuten
Hilfe?
Schau ins Buch Seite  145
Fertig?
google classroom
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Seite 56 Aufgabe 5
1. müde- nervös-schlimm-schwindelig
2. das Bein- das Fieber- das Gesicht- die Nase
3. sich schneiden- sich übergeben- sich verbrennen- sich verletzten
4. die Erkältung- der Heuschnupfen- das Medikament- die Zahnschmerzen

Slide 5 - Slide

Heuschnupfen
Erkältung
wehgetan
die Grippe
Fieber
Gesundheit
Zahnschmerzen
Unfallnervös
Krankheit

Slide 6 - Slide

Nog even kort
  • eerste naamval    = onderwerp
  • vierde naamval    = lijdend voorwerp

  • Ook 4e naamval na voorzetsels 
  • ezelsbruggetje :  DOFEGUB         durch, ohne, für, entlang, gegeb, um, bis


Slide 7 - Slide

Naamvallen
Persoonlijke voornaamwoorden (onder andere) kunnen veranderen:
Ik ga naar de winkel - koop je wat voor mij?

De functie van een woord in een zin noemen (bv. onderwerp, lijdend voorwerp) we een naamval. 
Er zijn in totaal 4 naamvallen in het Duits.
 

Slide 8 - Slide

1e en 4e naamval
-> 1e naamval: onderwerp                (wie/wat + persoonsvorm)
-> 4e naamval: lijdend voorwerp   (wie/wat + gezegde + onderwerp)

"Het kind pakt de bal"
wie/wat + pakt                           = het kind (1e naamval)
wie/wat + pakt + het kind     = de bal (4e naamval)

Slide 9 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
1e
4e
ik
ich
mich
mij
jij
du
dich
jou
hij
er
ihn
hem
zij
sie
sie
haar
het
es
es
het
wij
wir
uns
ons
jullie
ihr
euch
jullie
zij
sie
sie
hen
u
Sie
Sie
u
Persoonlijk voornaamwoord 
in de 1e en 4e naamval
Ik zie jou.
Ich sehe dich.

Zij zoekt hem.
Sie sucht ihn.


Slide 10 - Slide

Grammatik
Was?
Seite 66-68 Aufgaben  19-22
Wie?
allein
Wie lange?
10 Minuten
Hilfe?
Schau ins Buch Seite  145
Fertig?
ga na google classroom
timer
10:00

Slide 11 - Slide

Hören
Seite 60
  • Aufgabe 13
zusammen
  • Aufgabe 14
allein


Slide 12 - Slide

Was hast du heute gelernt?

Slide 13 - Slide

mich 
dich
ihn 
sie 
es 
uns
euch 
sie 
Sie 
ich 
du 
er
sie 
es
wir
ihr
sie
Sie

Slide 14 - Drag question

Ik weet wat de 1e en 4e naamval zijn
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Ik ken de 1e en 4e naamval van het persoonlijk voornaamwoord (schema)
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll