BLOKTOETS 1GB ROOD

BLOKTOETS TREDE 5 ROOD
  • Je kunt 48 punten halen voor deze toets
  • Bij 30 punten of meer heb je rood
  • Lees de instructies zorgvuldig
  • Bij elke vraag is een voorbeeld!
  • De docent kijkt het nog na, want soms worden dingen fout gerekend terwijl ze eigenlijk goed zijn.
    Maak je daarover dus geen zorgen!
  • De docent houdt rekening met dyslexie.
1 / 44
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

BLOKTOETS TREDE 5 ROOD
  • Je kunt 48 punten halen voor deze toets
  • Bij 30 punten of meer heb je rood
  • Lees de instructies zorgvuldig
  • Bij elke vraag is een voorbeeld!
  • De docent kijkt het nog na, want soms worden dingen fout gerekend terwijl ze eigenlijk goed zijn.
    Maak je daarover dus geen zorgen!
  • De docent houdt rekening met dyslexie.

Slide 1 - Slide

Heb je (officieel) dyslexie?
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quiz

Present Simple +
  • Er komen nu drie vragen over de present simple: vul de goede vorm in van de present simple.

    Voorbeeld:
    You ___________ (play) football. Vul in: play


Slide 3 - Slide

My father and mother ________ (love) pizza

Slide 4 - Open question

He _________ (read) a lot.

Slide 5 - Open question

I _________ (wash) my hair every day.

Slide 6 - Open question

Present Simple ?
  • 2 vragen: maak vraagzinnen met de present simple.

    Voorbeeld:
    _____________ you / play / football? Schrijf op: Do you play football?


Slide 7 - Slide

__________ he/drink/coffee?

Slide 8 - Open question

__________ they/like/ice cream?

Slide 9 - Open question

Present Continuous (+)(-)(?)
  • 3 vragen: vul de goede vorm in van de Present Continuous. Kijkt goed of het een vraag, een ontkenning of een gewone zin is.
    + = gewone zin
    - = ontkennende zin
    ? = vraagzin
    Voorbeeld:
    _____________ (they / watch) a film? Schrijf op: Are they watching


Slide 10 - Slide

(?) __________ (they / listen) to the teacher?

Slide 11 - Open question

(-) Dirk __________ (not / play ) the guitar.

Slide 12 - Open question

(+) The three girls __________ (wear) skirts.

Slide 13 - Open question

Kies de goede 
  • 2 vragen: kies het goede antwoord: present simple of present continuous?

Slide 14 - Slide

He never _________ TV on Monday.
A
watches
B
is watching

Slide 15 - Quiz

O no! Look at our dog. It _________ my new shoes!
A
eats
B
is eating

Slide 16 - Quiz

to be en to have
  • Vier vragen: vul de goede vorm in van to be of to have

  • Voorbeeld:
    My mother ____ a teacher. Schrijf op: is

Slide 17 - Slide

My brother __________ red hair. I have black hair.

Slide 18 - Open question

My shirt and socks __________ white.

Slide 19 - Open question

I ______ twelve years old.

Slide 20 - Open question

We ______ a swimming pool.

Slide 21 - Open question

Question words
  • Vier vragen: vul het goede vraagwoord in

  • Voorbeeld:
    ____ is your birthday? It's in May. Vul in: when

Slide 22 - Slide

______ is that boy? He is my brother.

Slide 23 - Open question

______ are you sad? Because I have an English test.

Slide 24 - Open question

______ time is it? It's ten minutes past twelve.

Slide 25 - Open question

______ do you live? I live in Ermelo.

Slide 26 - Open question

Comparisons
  • Vier vragen: maak een vergelijking. Vul de goede vorm in (kies je de vergrotende trap of overtreffende trap? is het een kort woord of niet)

  • Voorbeeld:
    He is the ________ (good) football player in the world. Vul in: best

Slide 27 - Slide

John is ______ (tall) than Leo.

Slide 28 - Open question

Our teacher is ______ (happy) than we are.

Slide 29 - Open question

Those are the _______ (slow) cars I have ever seen!

Slide 30 - Open question

Silver is _______ (expensive) than plastic.

Slide 31 - Open question

Personal Pronouns
  • Zes vragen: vul het goede persoonlijke voornaamwoord in.

  • Voorbeeld:
    My name is Mia. ______ am a girl. Vul in: I

Slide 32 - Slide

This is Dora. _____ is my sister.

Slide 33 - Open question

My parents are nice. _____ always help me when I need them.

Slide 34 - Open question

Jack is hungry. Please give _____ some crisps.

Slide 35 - Open question

Who are those people? I don't know _____ .

Slide 36 - Open question

That's my favourite song. I really love ____!

Slide 37 - Open question

Me and my friends have won the match. ______ are the best!

Slide 38 - Open question

Schrijfopdracht 
  • De schrijfopdracht is 20 punten waard. 

  • Inleiding. Een paar leraren van school gaan naar Kenya voor een project op een school daar. Ze hebben jou gevraagd een kaartje te schrijven voor een van de leerlingen van die school. IN HET ENGELS. Je mag zelf kiezen of je schrijft aan Drew (jongen) of Sarah (meisje)
  • schrijf tussen de 50 en 80 woorden
  • let op hoofdletters, punten en komma's

Slide 39 - Slide

Wat moet er in je bericht staan? (in het Engels)
- de datum (bijv. 10 januari, maar dan in het Engels)
- een aanhef (zoiets als "beste", maar dan Engels) en afsluiting ("groetjes", of "tot ziens" in het Engels)
- stel jezelf voor (naam, leeftijd)
- vertel waar je woont (weten ze waar dat ligt)
- vertel iets over je familie
- vertel iets over je favoriete sport of hobby

Slide 40 - Open question

EINDE VAN DE TOETS

Slide 41 - Slide


Slide 42 - Open question


Slide 43 - Open question


Slide 44 - Open question