M1 NE paragraaf 5.7 (week 19)

Welkom in de interactieve les 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom in de interactieve les 

Slide 1 - Slide

Woordsoorten voor de toets
  1. lidwoorden
  2. zelfstandig naamwoord
  3. bijvoeglijk naamwoord
  4. voorzetsel
  5. werkwoord
  6. persoonlijk voornaamwoord
  7. bezittelijk voornaamwoord 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kent de woordsoorten van 2.7 en 4.7;
  2. Je ken de woordsoorten persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord;
  3. Je kan het persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord goed gebruiken.

Slide 3 - Slide

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Elk weekend speel ik een voetbalwedstrijd met mijn voetbalteam.

Slide 4 - Open question

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Die gekke buurjongen van mij speelt ook in het team en zijn vader is onze coach.

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden?
Hij stond vorige week zijn aanwijzingen te schreeuwen naar ons.

Slide 7 - Open question

Persoonlijke
voornaamwoorden
enkelvoud

Slide 8 - Mind map

Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden?
De scheidsrechter was streng en zij liet hem regelmatig haar gele kaarten zien.

Slide 9 - Open question

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Die gekke buurjongen van mij speelt ook in het team en zijn vader is onze coach.

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden?
De scheidsrechter was streng en zij liet hem regelmatig haar gele kaarten zien.

Slide 12 - Open question

Wat zijn de persoonlijk voornaamwoorden?
We zagen jou ook langs het veld dribbelen, of was dat misschien je broer?

Slide 13 - Open question

Welk persoonlijk voornaamwoord kan zowel enkelvoud als meervoud zijn?

Slide 14 - Open question

Wat zijn de persoonlijk voornaamwoorden?
Jullie techniek is zo hetzelfde: ik kan jullie niet uit elkaar houden hoor!

Slide 15 - Open question

Waarnaar kun je verwijzen met een persoonlijk voornaamwoord?

Slide 16 - Open question

Waarnaar verwijst hij?
Mijn vader is dol op koken. Elke dag staat hij uren in de keuken.

Slide 17 - Open question

Waarnaar verwijst hem?
Mag ik de niettang even, ik heb hem nodig.

Slide 18 - Open question

Persoonlijke
voornaamwoorden
meervoud

Slide 19 - Mind map

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
De scheidsrechter was streng en zij liet hem regelmatig haar gele kaarten zien.

Slide 23 - Open question

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
We zagen jou ook langs het veld dribbelen, of was dat misschien je broer?

Slide 24 - Open question

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
De scheidsrechter was streng en zij liet hem regelmatig haar gele kaarten zien.

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Jullie techniek is zo hetzelfde: ik kan jullie niet uit elkaar houden hoor!

Slide 27 - Open question

Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden?
Die gekke buurjongen van mij speelt ook in het team en zijn vader is onze coach.

Slide 28 - Open question

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Hij stond vorige week zijn aanwijzingen te schreeuwen naar ons.

Slide 29 - Open question

Slide 30 - Slide

M. Test jezelf 5.7 grammatica

Slide 31 - Slide

Vervolgstappen na Test jezelf
  • Heb je alle leerdoelen gehaald? Dan maak je opdracht 15, 18 en 20
  • Heb je het leerdoel persoonlijk voornaamwoord niet gehaald? Dan maak je opdracht 4, 5, 6, 7 en 9, 15, 18 en 20
  • Heb je leerdoel bezittelijk voornaamwoord  niet gehaald? Dan maak je opdracht 10, 11, 12, 15, 18 en 20

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Link