2AH -bron H - c.1 6e ed - 10/10

BONJOUR
tout le monde!!
                   Attention!
  • Ga zitten volgens plattegrond
  • Leg je boek en iPad op tafel
  • iPad is uit en ligt met het scherm naar beneden
1 / 51
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

BONJOUR
tout le monde!!
                   Attention!
  • Ga zitten volgens plattegrond
  • Leg je boek en iPad op tafel
  • iPad is uit en ligt met het scherm naar beneden

Slide 1 - Slide

Exercice
Op de afbeelding hierboven zie je Versailles. Beantwoord de volgende vragen. Je mag het Internet gebruiken.
1. Waar vind je Versailles?
2. Wat is Versailles?
3. Wie heeft dit gebouw laten bouwen en waarom?
4. Wie heeft hier gewoond?
5. Noem twee belangrijke gebeurtenissen uit de geschiedenis die op Versailles plaats hebben gevonden.
6. Kun je een leuk weetje/ feitje noemen?
timer
3:00

Slide 2 - Slide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
Aujourd'hui
Jeudi 10 octobre
1. But                                     (leerdoel)
2. Grammaire H                 (grammatica)         
3. Travail individuel         (zelfstandig werken)
4. Evaluation                       (leerdoel check)
But: ik kan een bezittelijk voornaamwoord herkennen en op de juiste manier gebruiken in een Franse zin.

Slide 3 - Slide

Exercice

Pak je schrift en maak de volgende opdracht:

Maak de zinnen compleet door het juiste 
bezittelijke voornaamwoord in te vullen.
1. Il aime sa mère.
2. Moi, je déteste mes devoirs.
3. Nous visitons leur appartement.
4. Elles sont nos soeurs.
5. Marie adore son frère.
6. Vous allez vendre votre maison.
7. Je vois tes parents.
8.  Ils parlent avec mon amie.

timer
3:00

Slide 4 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
C'est mon billet!
Ce n'est pas ton billet!

Slide 5 - Slide

In welke zin staat een bezittelijk voornaamwoord?
A
Ik heb een grote hond.
B
Ik heet Jan.
C
Dat zijn mijn ouders.
D
Heb jij een nieuwe fiets?

Slide 6 - Quiz

Wat is het bezittelijk
voornaamwoord op
het plaatje?

Slide 7 - Open question

Bezittelijk voornaamwoord
JOUW hond
JULLIE huis
ONZE vrienden
HAAR auto
etc.

Slide 8 - Slide

En in het Frans?
"Mijn" heeft 3 betekenissen:



voor mannelijke woorden (le)
voor vrouwelijke woorden (la)
voor meervoudswoorden (les)
MON
MA
MES
le stylo
la maison
les parents
C'est mon stylo.
C'est ma maison.
Ce sont mes parents.

Slide 9 - Slide

Vertaal "Het is MIJN rugtas."

C'est ___ sac à dos.
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 10 - Quiz

Vertaal: "Dat zijn MIJN boeken."

Ce sont ___ livres.
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 11 - Quiz

Vertaal: "Sophie is MIJN zus."

Sophie est ___ soeur.
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 12 - Quiz

En de andere personen?
Julian is jouw broer


Slide 13 - Slide

Jullie vader is aardig.

____ père est sympa.
A
votre
B
notre
C
vos
D
nos

Slide 14 - Quiz

Hun vrienden zijn Frans.

____ amis sont français.
A
nos
B
leur
C
leurs
D
notre

Slide 15 - Quiz

(Haar)___ père travaille comme prof.
A
Son
B
Sa
C
S'
D
Ses

Slide 16 - Quiz

C'est (zijn) ___ tante.
A
son
B
sa
C
ses
D
ta

Slide 17 - Quiz

c'est (onze) .............. chien
A
nos
B
notre
C
vos
D
votre

Slide 18 - Quiz

c'est (hun)________ ami
A
leurs
B
sleur
C
leur
D
luer

Slide 19 - Quiz

voilà (uw)................vêtements
A
vos
B
voi
C
votre
D
wu

Slide 20 - Quiz

Mijn vriendin spreekt Engels.

___ copine parle anglais.

Slide 21 - Open question

Haar oma is oud.

___ grand-mère est vieille.

Slide 22 - Open question

Uw huis is duur.

____ maison est chère.

Slide 23 - Open question

de bezittelijke voornaamwoorden enkelvoud
Maak de juiste combinaties.
MIJN
JOUW
ZIJN/HAAR
  mon
 ton
  son
  ta
  tes
  mes
  ses
   ma
  sa

Slide 24 - Drag question

Het zelfstandig naamwoord bepaalt!
ma tante (v)
mon oncle (m
mes tantes / mes oncles

Slide 25 - Slide

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
les chiens
ma 
mon
mes
ton
ta
tes

Slide 26 - Drag question

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
une piscine
ma 
mon
mes
ton
ta
tes

Slide 27 - Drag question

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
les livres 
ma 
mon
mes
son
sa
ses

Slide 28 - Drag question

de Bezittelijke Voornaamwoorden meervoud
Maak de juiste combinaties.
ONS/ONZE
JULLIE / UW
HUN
    nos
  votre
   leur
   notre
      vos
    leurs

Slide 29 - Drag question

I: Leg uit: waarom is de vertaling van zijn moeder sa mère?

Slide 30 - Open question

Geen regel zonder uitzondering
de klinkerbotsing en stomme H.......

Slide 31 - Slide

Als een zelfstandig naamwoord met een klinker of stomme H begint (a,e,i,o,u,h)....

dan krijg je OOK bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden mon, ton of son.

son école (v)
mon amie (v)
ton armoire (v)

Slide 32 - Slide

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncles (mannelijk meervoud)
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 33 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncle
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 34 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
mijn vriendin=
A
ma amie
B
mon amie
C
mon ami
D
ma ami

Slide 35 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (hun) oncles
A
leur
B
leurs
C
sa
D
ces

Slide 36 - Quiz

Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Frans toepassen.
Ja
Nee
Een beetje

Slide 37 - Poll

Travail individuel
Qoui?
(Wat) 
HAVO: Exercices 30ae + 31ab blz. 46-48
VWO: Exercices 30ade + 31ad blz. 46-48
Comment?
(Hoe)
Je werkt in stilte. Je mag vragen stellen aan de docent.
Aide
(Hulp)
Bron H blz. 53
Prêt?
(Klaar?)
1. Kijk je gemaakte werk na. (zie volgende dia's)
2. Oefen de passé composé met verbuga (zie volgende dia's)

Slide 38 - Slide

Corriger 
Kijk je gemaakte opdrachten na. 
De antwoorden vind je in de volgende dia's.

Stel vragen wanneer je die hebt!!

Slide 39 - Slide

HAVO

Slide 40 - Slide

Exercice 24b
1 Bijzondere stranden
2 De Bahama’s en Tenerife

Exercice 24c
1 Een varken (cochon) dat brood aan het eten is.
2 Je vindt er palmbomen, parasols en zwembaden («des palmiers, des parasols et des piscines»).
3 Dat komt door de plankton («à cause du plancton»).
4 Omdat het zand erg heet was («On porte des tongs parce que le sable noir est très, très chaud»).
5 Aaron (Engels met zijn Amerikaanse vrienden) en Charline (Spaans).








Exercice 24d
Réponse type:
Julie is op de Malediven geweest. Ze geeft aan dat ze veel sportieve activiteiten gedaan heeft en ver heeft moeten reizen.

Exercice 25a
Saisons                   Famille                           Jours
automne                     père                              mardi
été                                frère                               mercredi
hiver                           parents                              jeudi
printemps                  sœur                               vendredi

Exercice 25b
fait du surf / été à la plage / donné du pain / parlé espagnol / rencontré une fille / visité l’ile



Slide 41 - Slide

Exercice 30a
1 Olivier is mijn broer.
2 Olivia is mijn zus.

Exercice 30e
1 tes
2 Mon
3 ma
4 Sa
5 sa
6 ta








Exercice 31a
1 notre
2 ma
3 Leur
4 sa
5 Ton
6 vos

Exercice 31b
1 ton père
2 ma mère
3 Son frère
4 Son frère
5 tes amis/tes copains
6 mes amis/mes copains
7 Votre hôtel
8 Notre hôtel




Slide 42 - Slide

VWO

Slide 43 - Slide

Exercice 24b
1 Het onderwerp is zomerkampen.
2 De vakanties zijn geschikt voor jongeren (10-14 jaar) die van actieve/sportieve
 vakanties houden.

Exercice 24c
Réponse type:
1 Welke activiteiten horen bij deze bestemming? - Klimmen, raften en kayakken.
2 Wanneer kies je voor deze bestemming? - Als je houdt van snelheid en                                                                                     sportauto’s.
3 Wat voor soort activiteiten kun je hier doen? - Watersporten: paddlen, (kite)surfen en zeilen. Maar je  kunt er ook shoppen en andere excursies doen.











Exercice 24d
Réponse type:
Salut Chloé,
Je te conseille le camp de surf à Moliets. Il y a beaucoup d’activités sportives variées super cool comme la planche à voile. Tu connais? C’est parfait pour découvrir les sports d’eau.
Au revoir.

Exercice 25ab
ESCALADE
= klimmen

Slide 44 - Slide

Exercice 25b
1 un séjour
2 une chambre
3 activités
4 l’escalade
5 découvrir

Exercice 26a
1 A, C
2 A, C












Exercice 26b
Réponse type:
J’ai été à Besançon.
J’ai fait du surf.
C’était incroyable.
J’ai été à Gérardmer.
On a fait du ski.
On a été à l’hôtel.
J’ai été à Paris avec ma famille.
Nous avons loué un appartement.
Nous avons fait les magasins / du shopping.

Slide 45 - Slide

Exercice 30a
mes
ma, mon

Exercice 30d
1 Mijn
2 Jouw
3 zijn
4 mijn
5 Mijn
6 Jouw

Exercice 30e
1 ma
2 nos
3 notre
4 vos
5 leur
















Exercice 31a
1 mes
2 mon
3 nos
4 ma
5 tes

Exercice 31d
1 mon séjour/ mon séjour.
2 sa tente/ sa tente.
3 mes amis/ mes amis.
4 nos voisins / nos voisins français/ nos voisins. / nos voisins français.
5 leur chien




Slide 46 - Slide

Exercice - Passé composé
Ga naar www.verbuga.eu (link in de volgende dia)

Zet de onderstaande werkwoorden erin.
Tijd = passé composé

avoir              chercher
être                 donner
faire                parler
aimer              regarder


 

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Link

Evaluation
But:  
ik kan een bezittelijk voornaamwoord herkennen en op de juiste manier gebruiken in een Franse zin.

Slide 49 - Slide

Evaluation
Mon chien est drôle et notre chat est ennuyeux. Et ton chien? Il est comment.

(Haar) ............. chien est mignon.
(jullie) ...................chats sont super!

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide