Le passé composé HV2

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t, havo, vwo
• Leerjaar 1

le programme d'aujourd'hui 

1. Bron D : grammatica --> le passé composé ( voltooid tijd) 

2. Fais les exercices:  vanaf 17 t/m 19

Wij gaan even terug naar de tekst van Bron A 

- Wat betekent: tu as passé un bon weekend? 

- Met wie heeft Jules zijn weekend doorgebracht? 

- Wat heeft Jules allemaal gedaan? 

Le passé composé 

Als je wilt iets vertellen wat je gedaan hebt in het Frans dan gebruik je de passé composé : Voltooide tijd

1.  Ik heb tv gekeken .

2. Jij hebt naar de muziek geluisterd. 

In het Nederlands gebruik je : hebben + voltooid deelwoord om deze tijd te maken 

Zo gaat het ook precies in het Frans : avoir + VD

Wij gaan nu nog een het ww. Parler in de passé composé 

1. avoir + VD 

VD: parler ( wij halen eerst "er"weg en zetten we é 

J'ai parlé 

tu as parlé 

il / elle/ on a parlé 

nous avons parlé

Vous avez parlé  

Ils/ elles ont parlé 

Voltooid tijd 

hebben+ VD 

Praten

Ik heb gepraat 

Jij hebt gepraat 

Hij/ zij /men heeft gepraat

Wij hebben gepraat

Jullie hebben gepraat

Zij hebben gepraat 

Le passé composé met avoir

Voorbeeld: marcher 

Hulpwerkwoord                 +          voltooid deelwoord: 
                                                                              stap 1: stam = heel ww - er

                

                                                                                 stap 2: stam +  é

avoir

j'ai 

tu as 

il / elle / on a

nous avons

vous avez

ils / elles ont

march

marché

Il a marché

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft

B. zij hebben

C.  men heeft

D.  jullie hebben

E. jij / je hebt

F. wij hebben

1.  nous  avons

2.  tu  as

3.  ils  ont

4.  on  a

5.  vous avez

6.  elle  a

hoe maak je de vorm van de passé composé ?

welke vorm past bij de passé composé ?

1. je parle
2. je parlais
3. j'ai parlé

Zet de ww ( ..) in de passé composé :
Il ( écouter ) la chanson

1. Il as écouté la chanson
2. il écouté la chanson
3. Il a écouté la chanson
4. il ont écouté la chanson

De zin 's volgorde 

In het Frans staan werkwoorden altijd zo veel mogelijk bij elkaar, dus ook bij de passé composé . In het Nederlands is juist vaak niet het geval.

Voorbeeld:

- J'ai acheté un t-shirt.

- Ik heb een t- shirt gekocht.

Mets les mots dans le bon ordre:
1. ai - mon anniversaire -fêté -j'

a- ma copine- préparé - une tarte

les devoirs 

- Fais les exercices : 16,17,18, 19