Le passé composé HV2

Bonjour tout le monde 
Qu'est ce qu'on va faire aujourd'hui?
Le programme:
1. Le passé composé (voltooid tijd VTT)
2. Faire: les exercices (16 jusqu'à 18)

- Je bent stil tijdens de instructie moment.
- Je luistert naar de uitleg.
- Je doet goed mee met de les door eerst je vinger op te steken als je iets wilt zeggen.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour tout le monde 
Qu'est ce qu'on va faire aujourd'hui?
Le programme:
1. Le passé composé (voltooid tijd VTT)
2. Faire: les exercices (16 jusqu'à 18)

- Je bent stil tijdens de instructie moment.
- Je luistert naar de uitleg.
- Je doet goed mee met de les door eerst je vinger op te steken als je iets wilt zeggen.

Slide 1 - Slide

Traduis:
Tu as passé un bon weekend?
Oui, j'ai fêté mon anniversaire.

Slide 2 - Mind map

Le passé composé 
Als je wilt iets vertellen wat je gedaan hebt in het Frans dan gebruik je de passé composé : Voltooide tijd
1.  Ik heb gisteren tv gekeken .
2. Jij hebt naar de muziek geluisterd
In het Nederlands gebruik je : hebben + voltooid deelwoord om deze tijd te maken 
Zo gaat het ook precies in het Frans : avoir + VD

Slide 3 - Slide

Wij gaan nu nog een het ww. Parler in de passé composé 
1. avoir + VD 
VD: parler ( wij halen eerst "er"weg en zetten we é 
J'ai parlé 
tu as parlé 
il / elle/ on a parlé 
nous avons parlé
Vous avez parlé  
Ils/ elles ont parlé 
Voltooid tijd 
hebben+ VD 
Praten


Ik heb gepraat 
Jij hebt gepraat 
Hij/ zij /men heeft gepraat
Wij hebben gepraat
Jullie hebben gepraat
Zij hebben gepraat 

Slide 4 - Slide

Le passé composé met avoir
Voorbeeld: marcher 
Hulpwerkwoord                 +          voltooid deelwoord: 
                                                                              stap 1: stam = heel ww - er

                
                                                                                 stap 2: stam +  é



avoir
j'ai 
tu as 
il / elle / on a
nous avons
vous avez
ils / elles ont
march
marché
Il a marché

Slide 5 - Slide

Weet jij de rijtje van "avoir' nog?

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Slide

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 8 - Drag question

hoe maak je de vorm van de passé composé ?

Slide 9 - Mind map

welke vorm past bij de passé composé ?
A
je parle
B
je parlais
C
j'ai parlé

Slide 10 - Quiz

Zet de ww ( ..) in de passé composé :
Il ( écouter ) la chanson
A
Il as écouté la chanson
B
il écouté la chanson
C
Il a écouté la chanson
D
il ont écouté la chanson

Slide 11 - Quiz

De zin 's volgorde 
In het Frans staan werkwoorden altijd zo veel mogelijk bij elkaar, dus ook bij de passé composé . In het Nederlands is juist vaak niet het geval.
Voorbeeld:
- J'ai acheté un t-shirt.
- Ik heb een t- shirt gekocht.

Slide 12 - Slide

Mets les mots dans le bon ordre:
1. ai - mon anniversaire -fêté -j'

Slide 13 - Open question

a- ma copine- préparé - une tarte

Slide 14 - Open question

les devoirs 
- Fais les exercices : 16,17,18, 19 
- Tout le monde fait aussi l'exercice " ster". 
timer
20:00

Slide 15 - Slide

Heb je je leerdoel behaald?

Slide 16 - Mind map