Marktgedrag H4.1 & 4.2

Welkom
5 vwo ECONOMIE  ||  2021-2022
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
5 vwo ECONOMIE  ||  2021-2022

Slide 1 - Slide

Lesdoelen 
  • Voorbeelden noemen van markten van oligopolie
  • De kenmerken van de marktvorm oligopolie beschrijven

Slide 2 - Slide

Overzicht marktvormen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Oligopolie
Homogeen oligopolie
(klanten letten vooral op de prijs, er kan een prijsoorlog ontstaan)
Heterogeen oligopolie
(producenten moeten met elkaar concurreren)

Slide 5 - Slide

Supermarkten
Internet en telefonie
Heterogeen oligopolie

Slide 6 - Slide

Energie
Brandstof
Homogeen oligopolie 

Slide 7 - Slide

Duopolie
Als er maar twee oligopolies zijn, noem je het een duopolie.

Slide 8 - Slide

Weinig aanbieders, veel vragers

Slide 9 - Slide

Moeilijke toetreding tot de markt
Toetredingsbarrières:
  • hoge aanvangsinvesteringen
  • verzonken kosten (vaste gemaakte kosten die bij sluiting van de onderneming nite meer terugverdiend kunnen worden)
  • octrooien 

Slide 10 - Slide

Concurrentie vs. samenwerken
  • schaalvoordelen
  • verzonken kosten: hierdoor zullen partijen terughoudend zijn met samenwerking, tenzij er contracten worden gemaakt.
  • octrooien: bewijs van uitvinding, geeft alleenrecht op commercieel gebruik van uitvinding. 

Slide 11 - Slide

Kartel
Verboden prijsafspraken = kartel

Reden → onderlinge concurrentie beperken

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Ga naar pagina 35

Slide 15 - Slide

Aan de slag
Maken H3.1 t/m 3.7
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!


Slide 16 - Slide

I Bij homogene goederen is de concurrentie feller dan bij heterogene producten

II Naarmate er minder concurrentie is, hebben aanbieders meer invloed op de prijs van hun product.
A
Beide beweringen zijn juist.
B
Beide beweringen zijn onjuist.
C
Bewering I is juist en bewering II is onjuist.
D
Bewering I is onjuist en bewering II is juist.

Slide 17 - Quiz

De kans op een kartel is bij een oligopolistische marktvorm veel groter dan bij volkomen concurrentie.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 18 - Quiz

Welke van de volgende goederen / diensten kunnen een oligopolist zijn?
A
Benzine
B
Mobiele telefoons
C
Cola
D
Vliegtuigmaatschappij

Slide 19 - Quiz

Een kartel is niet strafbaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Hoe heet een product waarbij het voor de consument niet uit maakt wie het levert of van welk merk het product is?
A
Homogeen goed
B
Heterogeen goed

Slide 21 - Quiz