H03 Balans, winst-en-verliesrekening en liquiditeit

H03 Balans, winst-en verliesrekening en liquiditeit
1 / 52
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 52 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H03 Balans, winst-en verliesrekening en liquiditeit

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al van de balans?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Een eigen bedrijf
Stel je voor... jullie mogen een eigen ijssalon beginnen. Het ijs gaan jullie zelf maken en verkopen 

  • Schrijf op een vel zoveel mogelijk (tastbare dingen) op die jullie nodig hebben om de ijssalon te kunnen beginnen. 
  • Schrijf achter de spullen die je zult moeten kopen, hoeveel je verwacht dat je dit gaat kosten.
  • Tel al deze bedragen op
  • Schrijf op hoe je aan dit geld denkt te komen?





timer
3:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

De balans
  • Om te kunnen verkopen heeft elke onderneming bezittingen nodig.
  • Om deze bezittingen te kunnen aanschaffen heb je geld nodig – dit noemen we vermogen.
  • Een balans laat zien welke bezittingen het bedrijf heeft en met welk vermogen het bedrijf deze bezittingen heeft gefinancierd.
  • De balans geeft een overzicht op papier zodat je niet het hele bedrijf door hoeft te lopen om te kijken wat er allemaal staat.
  • Verplicht gesteld door belastingdienst en gevraagd door financiers

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Een eigen bedrijf - de balans
Neem deze T-vorm groot over op jouw blad






Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De balans
De balans geeft een overzicht van alle bezittingen van een bedrijf én met welk vermogen dit is gefinancierd. 

Debet
Bezittingen
of
Activa
Credit
Vermogen
of
Passiva

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Een eigen bedrijf - de balans

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Een eigen bedrijf - de balans

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Een eigen bedrijf - de balans

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Een eigen bedrijf - de balans

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Een eigen bedrijf - de balans

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Een eigen bedrijf - de balans

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Een eigen bedrijf - de balans

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Waarom moet de balans altijd in balans zijn? 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Een eigen bedrijf - de balans
  • Schrijf de 6 categorieën over op je balans
  • Pak nu je lijst met spullen die je nodig hebt er weer bij en neem deze op in één van de 3 categorieën aan de debetzijde van de balans
  • Doe het zelfde met het geld wat je zelf inbrengt en het geld wat je moet lenen en zet dit in de juiste categorie aan de creditzijde. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld van een bedrijfsbalans
Er bestaat geen standaard balans want elke onderneming heeft andere bezittingen nodig. Een snackbar heeft bijvoorbeeld geen bedrijfsauto nodig, maar een koeriersbedrijf wel.

crediteuren = het bedrag wat de onderneming nog te betalen heeft aan haar leveranciers (gekocht op rekening) 
Inventaris = de waarde van alle kleinere kapitaalgoederen bij elkaar die langer dan één jaar of één productieproces meegaan. Voorbeelden: een kassa, laptop, toonbank, kast, bureau etc.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

De balans 
Debet = bezit
Credit = hoe is het bezit gefinancierd? 
Vermogen zit vast in stenen
Vermogen kan direct gebruikt worden
Vermogen hoeft nooit terugbetaald te worden 
Vermogen = schuld moet snel terugbetaald te worden (aflossing)
Kost geld: rente
= gestort door eigenaar +/- winst en verlies 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Als je een gebouw huurt, komt deze dan op de balans te staan?
Debet = bezit
Credit = hoe is het bezit gefinancierd? 
Vermogen zit vast in stenen
Vermogen kan direct gebruikt worden
Vermogen hoeft nooit terugbetaald te worden 
Vermogen = schuld moet snel terugbetaald te worden (aflossing)
Kost geld: rente
= gestort door eigenaar +/- winst en verlies 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Als je een gebouw huurt, komt deze dan op de balans te staan? Nee, het is niet jouw bezit
Debet = bezit
Credit = hoe is het bezit gefinancierd? 
Vermogen zit vast in stenen
Vermogen kan direct gebruikt worden
Vermogen hoeft nooit terugbetaald te worden 
Vermogen = schuld moet snel terugbetaald te worden (aflossing)
Kost geld: rente
= gestort door eigenaar +/- winst en verlies 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Balansposten
  • Inventaris - één post waar alle kleinere vaste activa onder vallen 
    Voorbeeld bij een winkel; de kassa, toonbank, kledingrek, hangertjes
  • Debiteuren - het bedrag wat door klanten nog aan de onderneming betaald moet worden. (vordering = bezit) 
    Herkennen: "verkocht op rekening" of "wordt na 14 dagen betaald..."
  • Crediteuren - het bedrag wat door de onderneming betaald moet worden aan leveranciers (= schuld) 
    Herkennen: "gekocht op rekening" of "Moet na 14 dagen betaald worden.."

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Opgave 3.1 - gezamenlijk

Slide 22 - Slide

Teken balans op het bord, kris kras door de klas punten indelen in juiste categorie en overnemen in de balans 
Opgave 3.2 maken 
timer
12:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Video

This item has no instructions

Balansmutaties
  • Bij iedere wijzing een nieuwe balans compleet opstellen is te veel werk.
  • Wijzigingen verwerken we daarom per financieel feit in de vorm van balansmutaties. 
  • Bijvoorbeeld eens per maand stellen we een complete balans op met behulp van de balansmutaties die sinds de laatste balansdatum hebben plaatsgevonden. 

Voorbeeld 

Saldo debet- en creditzijde altijd in balans
noteer altijd een + of - teken

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Opgave 3.3 - gezamenlijk 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Eigen vermogen 
  • Neemt toe door opbrengsten
  • Daalt door kosten 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Terugblik
  • Balans 
  • Balansmutaties 
  • Huiswerk 3.2 en 3.4

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Opgave 3.2

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Opgave 3.4 maken 
timer
15:00

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Opgave 3.4 nakijken 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Opgave 3.4

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Opgave 3.4 C 

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen vandaag
  • Je kunt mutatiebalansjes opstellen voor de winst-en-verliesrekening 
  • Je kunt de winst-en-verliesrekening over een periode opstellen. 

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Opgave 3.5 maken 
timer
10:00

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Opgave 3.5

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Winst-en-verliesrekening
  • Ook wel resultatenrekening genoemd 
  • Geeft inzicht in de kosten en opbrengsten van een onderneming én of er winst of verlies is gemaakt in een periode 

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Video

This item has no instructions

Winst-en-verliesrekening
  • Als de winst-en-verliesrekening in balansvorm wordt opgesteld dan moet totaalbedrag debet- en creditzijde in balans zijn
  • Bereken het totaalbedrag van beide kanten. Bereken het verschil tussen beide kanten  dit is winst of verlies. Voeg de post winst of verlies toe met het berekende verschil 
  • Opbrengsten > kosten = winst 
  • Kosten > opbrengsten = verlies

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

W-e-v in paginavorm

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Mutaties op de winst-en-verliesrekening 
  • De winst-en-verliesrekening wordt gemaakt aan het einde van een periode, bijvoorbeeld aan het einde van een maand
  • In de maand wordt bij ieder financieel feit bekeken of er sprake is een verandering op de winst-en-verliesrekening 
  • Zo ja, dan wordt er een mutatie (= verandering) op de winst-en-verliesrekening gemaakt  

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Mutaties op de winst-en-verliesrekening 
een + of - teken gebruik je niet bij winst-en-verliesrekening 
uit de omschrijving moet duidelijk blijken van wat voor kosten/ opbrengsten sprake is 
Debet en credit hoeven op een mutatiebalans w-e-v niet in balans te zijn. Het verschil is de toe- of afname van het eigen vermogen als gevolg van het financiële feit

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Opgave 3.6 

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Opgave 3.6 en 3.7 t/m E maken
timer
15:00

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Opgave 3.7 

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Opgave 3.8

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Liquiditeitsoverzicht 
Geeft inzicht in het verloop van het  bedrag aan liquiditeiten (bank en kas) waarover de onderneming kan beschikken. 
 
saldo bank + kas begin van de periode (kan ook boven ontvangsten vermeld staan)

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Liquiditeitsoverzicht opstellen
Ga bij elke balansmutatie na of er een verandering is van de balanspost bank of kas. Tel soortgelijke ontvangsten en uitgaven bij elkaar op en neem deze op in het liquiditeitsoverzicht
 

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Opgave 3.8 F (liquiditeitsoverzicht)

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Opgave 3.9 
Stel het liquiditeitsoverzicht over januari 2018 op

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Opgave 3.10 

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Leren voor toets
  • Maak opdracht 3.10 thuis en controleer je antwoorden zorgvuldig
  • Zelftoets maken  we laatste les voor toets 

Slide 52 - Slide

This item has no instructions