mbo 3 hoofdstuk 4 - 1 optellen en aftrekken kommagetallen

1 / 10
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Aan het eind van de les
  • begrijp je tenminste één van de aangeboden drie manieren waarop je twee kommagetallen op kunt tellen:
  1.     door in de context van geld met centen te rekenen.
  2.     door in de context van geld de euro’s en de centen apart op te tellen.
  3.     door de getallen cijferend onder elkaar te zetten.
  • begrijp je dat het aftrekken op eenzelfde manier kan worden gedaan.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions


Jayden maakt een cake met 0,2 kg boter en 0,4 kg bakmix.
Hij weegt de ingrediënten samen af op de weegschaal.
Hoeveel wegen de boter en de bakmix samen?

Slide 8 - Open question

0,2 kg = 200 gram
0,4 kg = 400 gram
Samen is het:
200 gram + 400 gram = 600 gram = 0,6 kg


Hoeveel kosten de peren nu?

Slide 9 - Open question

Bij deze situatie hoort de som: € 1,49 - € 0,70 =
Je mag dit met je rekenmachine uitrekenen.
Heb je géén rekenmachine dan kan je op verschillende manieren rekenen. Bijvoorbeeld door in centen te rekenen:
€ 1,49 = 149 cent
€ 0,70 = 70 cent
149 cent - 70 cent = 79 cent = € 0,79

Farid wil weten hoe zwaar een doos is.
Hij gaat eerst zonder doos op de weegschaal staan.
Hij weegt 103,2 kg. Daarna gaat het met de doos
op de weegschaal staan. Hij ziet dan dit
op de weegschaal: Hoe zwaar is de doos?

Slide 10 - Open question

Bij deze situatie hoort de som: 124,1 - 103,2 =
Je mag dit met je rekenmachine uitrekenen.
Heb je géén rekenmachine dan kan je op verschillende manieren rekenen. Bijvoorbeeld met een dhte model: