Reken blokken les 2.1, 2.2 en 2.3

H2: Grootheden en eenheden
1 / 36
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H2: Grootheden en eenheden

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je rekent het verschil tussen temperaturen 
Je kent de bekende maten van Lengte en gewicht
Je leest het gewicht af.

Slide 2 - Slide

Les 2.1
Een grootheid is iets wat je kunt meten. 
Een eenheid is waar je grootheden in meet.


Slide 3 - Slide

Reken blokken les 2.1

Slide 4 - Slide

 les 2.1 Temperatuur

Temperatuur geeft aan hoe warm of koud iets is.

Slide 5 - Slide

Temperatuur wordt aangegeven met eenheid
A
meter
B
gram
C
euro
D
celsius

Slide 6 - Quiz

welke temperatuur is de kookpunt?
A
45 graden
B
100 graden
C
36 graden
D
0 graden

Slide 7 - Quiz

Het vriespunt is
A
100 graden
B
4 graden
C
0 graden
D
38 graden

Slide 8 - Quiz

Wat is het verschil tussen 2 graden en 5 graden?
A
7
B
3
C
5
D
2

Slide 9 - Quiz

Wat is het verschil tussen -2 graden en -5 graden?
A
-7
B
7
C
3
D
-3

Slide 10 - Quiz

Wat is het verschil tussen -7 graden en 2 graden?
A
-5
B
5
C
-9
D
9

Slide 11 - Quiz

Wat is het verschil tussen 37,8 graden en 38,4 graden?
A
0,6
B
1,6
C
0,2
D
0,4

Slide 12 - Quiz

les 2.2 lengte
Lengte geeft aan hoe lang iets is

Slide 13 - Slide

De basis eenheid van de lengte is
A
m
B
km/uur
C
kg
D
Ton

Slide 14 - Quiz

Een volwassen is ongeveer
A
1,80 m
B
1,80 cm
C
1,80 mm
D
1,80 km

Slide 15 - Quiz

Een verdieping van een flat is ongeveer
A
7m hoog
B
3cm hoog
C
3m hoog
D
5km hoog

Slide 16 - Quiz

de deur is ongeveer
A
20 cm hoog
B
200 m hoog
C
0,2 km hoog
D
2m hoog

Slide 17 - Quiz

Een vingernagel is ongeveer
A
1mm dik
B
1cm dik
C
1m dik
D
1dm dik

Slide 18 - Quiz

1 km =
A
10hm
B
100 dm
C
100 cm
D
10000 mm

Slide 19 - Quiz

1m =
A
10 cm
B
10 km
C
100 mm
D
100 cm

Slide 20 - Quiz

les 2.3 Gewicht
Gewicht geeft aan hoe zwaar iets is.

Slide 21 - Slide

De basis eenheid van het gewicht is
A
m
B
g
C
km
D
C

Slide 22 - Quiz

1 pak suiker weegt
A
1 kg
B
1 g
C
1 ton
D
1 mg

Slide 23 - Quiz

1 volwassene weegt gemiddeld ongeveer
A
120 kg
B
80 g
C
80 kg
D
8 ton

Slide 24 - Quiz

1 paperclip weegt
A
1 kg
B
1 mg
C
1 ton
D
1 g

Slide 25 - Quiz

1 ton = ..kg
A
10
B
100
C
1000
D
10000

Slide 26 - Quiz

Een komkommer weegt 400
A
kg
B
g
C
mg
D
ton

Slide 27 - Quiz

Het gewicht van een watermeloen is 3
A
kg
B
g
C
mg
D
ton

Slide 28 - Quiz

De vrachtwagen weegt 35
A
kg
B
g
C
mg
D
ton

Slide 29 - Quiz

In een pil zit 500..... vitamine C
A
kg
B
g
C
mg
D
ton

Slide 30 - Quiz

Op de markt liggen kersen zakken van 500 g. Je hebt 1,5 kg kersen nodig om jam te maken. Hoeveel zakken heb je nodig?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 31 - Quiz

2.3 gewicht
Moet je gewichten met verschillende maten vergelijken? bij elkaar optellen of van elkaar aftrekken?
Reken dan alles om naar één maat.

Slide 32 - Slide

2.3 Gewicht
Gewicht aflezen:
analoge weegschaal    &    digitale weegschaal        

Slide 33 - Slide

2.3 Gewicht
Analoge weegschaal: Hier zie je een wijzer
VB: Hoeveel gram weegt deze bloemkool?
 Lees de weegschaal af.
 

Slide 34 - Slide

2.3 Gewicht
Digitale weegschaal: je leest een (komma)getal af.

Slide 35 - Slide

Vragen

Slide 36 - Slide