Les verbes réguliers en -ER - de regelmatige werkwoorden op -ER

Les verbes réguliers en -ER
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Les verbes réguliers en -ER

Slide 1 - Slide

Regelmatige werkwoorden op -ER
Ieder regelmatig werkwoord op -ER- wordt hetzelfde vervoegd.
 
Kun je een regelmatig werkwoord op -ER- correct vervoegen, kun je ze meteen allemaal vervoegen!

Slide 2 - Slide

Exemples...
Je cherche mon téléphone. (cherchER)
Tu danses dans la discothèque. (dansER)
On mange une banane. (mangER)
Nous habitons en Espagne. (habitER)
Vous aimez le français. (aimER)
Elles travaillent dans le supermarché. (travaillER)

Slide 3 - Slide

Stappenplan
1.  Zoek de stam 
Hele werkwoord - ER
Parler --> Parl

2. Kijk naar het persoon (tu, vous, ils, etc.)

3. Plaats de correcte uitgang achter de stam

Slide 4 - Slide

Uitgangen + uitspraak
Het  werkwoord: Parler (spreken / praten)
Je parle
Tu parles
Il/elle/on parle
Nous parlons
Vous parlez
Ils/elles parlent

Slide 5 - Slide

A. Je
B. Vous 
C. Elles
D. Tu
marche
marchez
marches
marchent

Slide 6 - Drag question

Wat is de stam van het volgende werkwoord? commencer

Slide 7 - Open question

jouer = spelen
Ik speel
A
Je joues
B
Je jouer
C
Je joue
D
Je jou

Slide 8 - Quiz

regarder = kijken
hij kijkt
A
il regarde
B
il regardes
C
il regardent
D
il regardee

Slide 9 - Quiz

écouter = luisteren
jij luistert
A
tu écoute
B
tu écoutes
C
tu écoutees
D
tu écoutent

Slide 10 - Quiz

donner = geven
jullie geven
A
vous donner
B
vous donnez
C
vouz donnez
D
vous donnee

Slide 11 - Quiz

habiter = wonen
zij wonen
A
ils/elles habitent
B
ils/elles habite
C
ils/elles habites
D
ils/elles habitee

Slide 12 - Quiz

wij spelen
(jouer)

Slide 13 - Mind map

zij danst
(danser)

Slide 14 - Mind map

(Jij haat) les frites?
(détester) (kleine letters)

Slide 15 - Open question

Monsieur, (houdt u van) le football?
(aimer)

Slide 16 - Open question

Nathalie et Sophie, (zij zijn dol op) le chocolat?(adorer)

Slide 17 - Open question

révision  wij spelen: nous jouons
1. Stam - jouer
= jou
2. Persoon
wij = nous
3. Uitgang
nous jouons

Slide 18 - Slide

Vervoeg het hele werkwoord 'chanter' (zingen) in elke persoon. Begin bij 'je'.

Slide 19 - Open question

des questions?

Slide 20 - Slide