Oefenen toets Nederlands hoofdstuk 1

 H. 1 Voorbereiding toets H.1  klas 1


1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

 H. 1 Voorbereiding toets H.1  klas 1


Slide 1 - Slide

In deze les: 
Leren voor de toets Nederlands 


Slide 2 - Slide

donderdag 8 oktober 
Toets Nederlands hoofdstuk 1 

Slide 3 - Slide

Hoe ga je dit goed voorbereiden?
Welke theorie moet je leren? 
Hoe kun je het beste leren? 
Hoe kun je extra oefenen (als je dat wilt)? 

Slide 4 - Slide

Dat gaan we nu bespreken

Slide 5 - Slide

Hoe ga je te werk
  • Ga naar blz 12 en markeer de belangrijkste woorden en zinnen bij de theorie (de tekst in het groende blokje). 

  • Doe hetzelfde bij blz 18, 24, 28, 30 en 32 

  • Je hebt nu de belangrijkste theorie onderdelen gemarkeerd. (lees vanaf nu elke dag de gemarkeerde woorden en zinnen tot de toets). 

Slide 6 - Slide

DOELEN Toets H.1

Lezen

- je kunt het onderwerp van een korte tekst vinden (herhaling); 1F

Woordenschat

- je kunt de betekenis van een onbekend woord raden met hulp van een synoniemen 1F

- je kent de betekenis van alle woorden uit de paragraaf

Taalverzorging 

- je kunt werkwoorden herkennen 1F

- je kunt  opzoeken of het een de - en het- woord is 1F

- je kunt de woorden deze, die, dit en dat op de juiste manier gebruiken 2F

- je kunt hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens gebruiken 1F

- je kunt woorden met ou en au goed spellen  2F




Slide 7 - Slide

Doel Lezen
  • Je weet wat het onderwerp van een tekst is.
  • Je weet hoe je het onderwerp van een tekst kunt vinden
  • Je weet hoe je het onderwerp van een tekst kunt opschrijven.

Slide 8 - Slide

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?
(waar kijk je naar?)

Slide 9 - Mind map

Hoe heet het woord of de zin die boven een tekst staat?
A
alinea
B
jeugdjournaal
C
afbeeldingen
D
titel

Slide 10 - Quiz

De tekst die boven een deel van de tekst staat noem je
A
alinea
B
tussenzin
C
tussenkopje
D
jeugdjournaal

Slide 11 - Quiz

Wat staat op het plaatje bij tekst 1?

Slide 12 - Open question

Wat is de titel van tekst 1?

Slide 13 - Open question

Waar denk je dat tekst 1 over zal gaan?

Slide 14 - Open question

Dit was het onderdeel "lezen"
Maak een aantekening (notitie, schrijf op) als je hier nog moeite mee hebt. 

Slide 15 - Slide

DOELEN


-  je kunt de betekenis van een onbekend woord raden met hulp van een synoniemen 


- je kent de betekenis van alle woorden uit de paragraaf




woordenschat 

Slide 16 - Slide

Het synoniem van 'absent'
A
aanwezig
B
afwezig
C
aandachtig
D
Pikachu

Slide 17 - Quiz

Een synoniem vinden
Typ het synoniem van het onderstreepte woord. Het synoniem staat in de zin ervoor of erna.

Slide 18 - Slide

Eva kan dierengeluiden imiteren. Ze kan bijvoorbeeld heel goed een kip nadoen.

Slide 19 - Open question

De docent vraagt wie er absent is, maar er is niemand afwezig.

Slide 20 - Open question

Een synoniem van vermoedelijk is

(Vermoedelijk valt morgen het eerste lesuur uit.)
A
vermoeid
B
waarschijnlijk
C
moedig
D
moederlijk

Slide 21 - Quiz

Typ de goede vorm:

De geluidsinstallatie van mijn broer ... niet meer sinds de blikseminslag
A
functioneren
B
functies
C
functioneert
D
functioneert

Slide 22 - Quiz

Maak een zin waarin de volgende woorden voorkomen:
dringend, fiets

Slide 23 - Open question

Dit was het onderdeel "woordenschat"
Maak een aantekening (notitie, schrijf op) als je hier nog moeite mee hebt. 

Slide 24 - Slide

DOELEN Taalverzorging

- je kunt werkwoorden herkennen 

- je kunt opzoeken of het een de - en het- woord is 

- je kunt de woorden deze, die, dit en dat op de juiste manier gebruiken

- je kunt hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens gebruiken 

- je kunt woorden met ou en au goed spellen 

Slide 25 - Slide

Waar of niet waar:

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet.
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Waar of niet waar:

In een zin staat altijd een werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

Waar of niet waar:

deuren is een werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Waar of niet waar:
Een werkwoord kan verschillende vormen hebben
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quiz

voorbeelden van werkwoorden

Slide 30 - Mind map

Waar kun je opzoeken of een woord een de- of een het-woord is?

Slide 31 - Open question

de of het?

Tijdens .... interview viel het geluid weg
A
de
B
het

Slide 32 - Quiz

de of het?

Ik ben .... de sleutel van mijn fiets kwijtgeraakt.
A
de
B
het

Slide 33 - Quiz

de of het?

Abdi kwam te laat voor ... presentatie van zijn vriend.
A
de
B
het

Slide 34 - Quiz

Welk leesteken hoort aan het eind van de zin?

Zullen we morgen naar de bioscoop gaan
A
.
B
!
C
?
D
,

Slide 35 - Quiz

Welk leesteken hoort aan het einde van de zin?

Dat was een fantastisch doelpunt
A
.
B
!
C
?
D
,

Slide 36 - Quiz

Welk leesteken hoort aan het eind van de zin?

Ik heb mijn pincode voor de derde keer fout ingetypt.
A
.
B
!
C
?
D
,

Slide 37 - Quiz

Welke woorden schrijf je met ou?
kabelj..w,
vr..welijk,
s..s,
bl..w

Slide 38 - Open question

Dit was het onderdeel "taalverzorging"
Maak een aantekening (notitie, schrijf op) als je hier nog moeite mee hebt. 

Slide 39 - Slide

Ga naar Somtoday
  • Klik in je account op leermiddelen 
  • Klik daarna op Nieuw Nederlands 
  • Je ziet nu het volgende menu (kijk op de volgende dia) 

Slide 40 - Slide

Klik op het knopje theorieoverzicht 

Slide 41 - Slide

Extra oefenen 
  • Misschien wil je een onderdeel extra oefenen. 

  • Dit kan ook online 

  • Ga weer naar Nieuwe Nederlands online via Somtoday 

Slide 42 - Slide

Klik op het knopje trainen.

Je kan nu zelf kiezen welk onderdeel je extra wil oefenen.

Slide 43 - Slide

Hoofdstuktoets H. 1 
donderdag 8 oktever
  • Leer de theorie uit je boek
  • Kijk nog een keer naar de uitlegfilmpjes 
  • Oefen nog een keer online de leerstof die je moeilijk vindt. 
  • Veel succes!

Slide 44 - Slide