Lezen
- je kunt bepalen waar een alinea over gaat; 1F
Woordenschat
- je kunt de betekenis van een onbekend woord in de tekst vinden. 1F
- je kent de betekenis van alle woorden uit de paragraaf.
Taalverzorging
- je kunt de persoonsvorm van een korte zin vinden 1F
- je kunt woorden die op een -d of -t eindigen goed spellen. 2F
- je kunt de ik-vorm van werkwoorden in de tegenwoordige tijd spellen. 1F
- je kunt woorden met ei en ij goed spellen. 2F