1d/1f- woordsoorten h1&h2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

  1. Woordsoorten H1&H2

  

 

  

nodig:

- chromebook

- schrift

- pen

- boek

Wat gaan we doen?

Leerdoelen

Aan het eind van deze les...

• 
  

• weet je het zelfstandig naamwoord, lidwoord en bijvoeglijk naamwoord te herkennen en benoemen
• 
  

Inleveren PO krantenopdracht

Verplaatst naar woensdag 27 januari

  

 

  

Grammatica: Woordsoorten

Elk woord in een zin kan je benoemen

Waarom leren ontleden?

Als je weet hoe een zin is opgebouwd, dan kan je de betekenis makkelijker achterhalen. Ook is de spelling van sommige woorden afhankelijk van hun plaats in de zin.

Als je een andere taal dan het Nederlands moet leren, is kennis van ontleden ook heel handig. Je kan dan gebruik gaan maken van de overeenkomsten tussen talen.

Woordsoorten

1. lidwoord
2. zelfstandig nw
3. bijvoeglijk nw / 4. st. bijv nw.
4. werkwoord
5. voorzetsel
6. aanwijzend voornaamwoord
7. vragend voornaawoord 

ZELFSTANDIG NAAMWOORD

Mensen

docent, meisje, secretaresse, voetballer, bouwvakker, schoonheidsspecialist, bakker...

Dieren

Ezel, lieveheersbeestje, slang, tor, hond, muis, oxelot...

Planten/natuurverschijnselen

Zonnebloem, orkaan, regenbui, zonneschijn, eik, beukenboom...

Dingen/gevoel

Tafel, schrift, fiets, kaasschaaf, geluk, liefde, haat, honger...

(Eigen) namen

Robin, Karel, Mees, Praxis, Amsterdam, Eiffeltoren, Jansen...

Lidwoorden

1. De (bepaald lidwoord)
2. Het (bepaald lidwoord)
3. Een (onbepaald lidwoord)
   
   

De vader en het kind zitten in een vliegtuig.

Bijvoeglijke naamwoorden (bn)

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord:

- meestal vóór, soms ná het zelfstandig naamwoord 

- korte en lange vorm (mooi - mooie)

- trappen van vergelijking (mooi - mooier - mooist)

- sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn gemaakt van een werkwoord

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Zegt van welke stof iets is gemaakt:

- een gouden oorbel

- een houten stoel

- een katoenen shirt

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en.

De mooie film.

Die film is mooi en heel erg beroemd!

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.

________

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. voorzetsel

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.

______________

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. voorzetsel

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.

_______

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. voorzetsel

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.

___________

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. voorzetsel

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. De aardige jongen lacht om haar grapjes.
2. Dat is de normaalste zaak van de wereld.
3. Morgen wordt het een mooie dag.
4. Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Lees de tekst.

Noteer van zin 1 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Noteer van zin 2 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Noteer van zin 3 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Noteer van zin 4 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Noteer van zin 5 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Noteer van zin 6 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Noteer van zin 7 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Noteer van zin 8 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Noteer van zin 1 en 5 de twee bijvoeglijke naamwoorden.

Klaar?

Ga alvast aan de slag met de opdrachten

H 1 & H 2 woordsoorten

maken én nakijken