This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H5 Bewegen (5.1/5.2)
Slide 1 - Slide
Welke manier om een beweging vast te leggen MOET in een donkere ruimte gemaakt worden?
A
fotograferen
B
filmen
C
stroboscopische foto
D
tijdtikker
Slide 2 - Quiz
Hiernaast is een stroboscopische foto van een rollende bal. De stroboscoop geeft een flits om de 0,1 s. Hoeveel tijd zit er tussen de eerste en de laatste bal?
A
t = 0,8 s
B
t = 0,7 s
C
t = 0,9 s
D
Kun je niet uitrekenen. Je mist een gegeven.
Slide 3 - Quiz
Sleep het juiste begrip naar de bijbehorende afbeelding.
eenparig
vertraagd
versneld
Slide 4 - Drag question
De snelheid van een auto is 108 km/h. Hoe groot is de snelheid in m/s?
A
v = 389 m/s
B
v = 10,8 m/s
C
v = 30 m/s
D
v = 38,9 m/s
Slide 5 - Quiz
Hoe maak je een stroboscopische foto? Hier zijn twee antwoorden juist. Je kan ze NIET beide kiezen.
A
De lamp geeft korte flitsen.
B
De lamp is de hele tijd aan.
C
De sluiter gaat continue open en dicht.
D
De sluiter staat de hele tijd open.
Slide 6 - Quiz
Hoeveel minuten zitten er in een uur?
A
60 min
B
100 min
Slide 7 - Quiz
Welk soort beweging is afgebeeld?
A
vertraagd
B
eenparig
C
versneld
D
geen van de drie
Slide 8 - Quiz
Wat is het symbool voor de eenheid van kilometer per uur?
A
km/u
B
km per uur
C
kilometer/u
D
km/h
Slide 9 - Quiz
Hoeveel seconden zitten er in een uur?
A
1000 seconde
B
3600 seconde
Slide 10 - Quiz
De tijd tussen twee foto's is 0,4 s. Hoeveel seconde duurt de gehele beweging?
A
t = 3,2 s
B
t = 4,0 s
C
t = 0,4 s
D
t = 2,4 s
Slide 11 - Quiz
Welke grafiek(en) horen bij een versnelde beweging?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 12 - Quiz
De snelheid van een auto is 20 m/s Hoe groot is de snelheid in km/h?
A
v = 72 km/h
B
v = 5,6 km/h
C
v = 0,02 km/h
D
Het juiste antwoord staat er NIET tussen.
Slide 13 - Quiz
Een hardloper rent 15 minuten lang. Hoeveel uur dit?
A
t = 0,25 h
B
t = 0,15 h
C
t = 900 h
D
t = 45 h
Slide 14 - Quiz
De tijd tussen twee foto’s is 0,15 s. Bereken met de afstand in het plaatje de gemiddelde snelheid van de fietser.
A
v = 4,2 m/s
B
v = 0,086 m/s
C
v = 12,7 m/s
D
Het juiste antwoord staat er NIET tussen.
Slide 15 - Quiz
Sleep het cijfer naar de juiste beweging.
vertraagd
eenparig
versneld
1
2
3
4
5
6
7
Slide 16 - Drag question
Welke foto is met een stroboscooplamp gemaakt?
A
links
B
rechts
Slide 17 - Quiz
Een auto rijdt 385 km met een snelheid 110 km/h. Berekenen hoelang de auto over die afstand rijdt.
A
t = 3,5 h
B
t = 0,29 h
C
t = 42350 h
Slide 18 - Quiz
Je kunt een beweging op de foto vastleggen door met een speciale lamp meerdere keren te belichten. Hoe heet zo’n lamp?
A
spaarlamp
B
stroboscooplamp
C
zonnelamp
D
gloeilamp
Slide 19 - Quiz
Een auto komt hard aanrijden en moet "plotseling stoppen voor een op rood gegaan verkeerslicht". Wat voor beweging staat tussen aanhalingstekens?
A
versneld
B
eenparig
C
vertraagd
Slide 20 - Quiz
Welke grafieken horen bij een eenparige beweging? Er zijn twee antwoorden juist. Je kunt ze NIET beide kiezen.
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 21 - Quiz
Bekijk de snelheid tijd diagram hiernaast. De sprinter beweegt eerst
A
versneld, vertraagd, eenparig
B
vertraagd, eenparig, versneld
C
eenparig, versneld, vertraagd
D
versneld, eenparig, vertraagd
Slide 22 - Quiz
Welke beweging wordt er met de afstand tijd diagram hiernaast bedoeld?
A
eenparig
B
versneld
C
vertraagd
Slide 23 - Quiz
Een atlete loopt de 100 meter in 10,8 seconde. Bereken de gemiddelde snelheid.
A
v = 0,108 m/s
B
v = 33,3 m/s
C
v = 2,57 m/s
D
v = 9,26 m/s
Slide 24 - Quiz
Een topsporter loopt 200 m in 20 s. Wat is haar gemiddelde snelheid in kilometer per uur?
A
v = 2,8 km/h
B
v = 10 km/h
C
v = 28 km/h
D
v = 36 km/h
Slide 25 - Quiz
Hoeveel tijd heeft een tenniser om te reageren als Federer met 220 km/h slaat? De afstand op het tennisveld is 23,77 m.
A
t = 0,39 s
B
t = 0,35 s
C
t = 0,45 s
D
t = 0,82 s
Slide 26 - Quiz
Wat voor beweging zien we hier?
A
eenparig
B
versneld
C
vertraagd
Slide 27 - Quiz
In het x,t_diagram zie je de snelheden van Amber en Kim. Wie beweegt het snelst en waarom?
A
Amber, lijn loopt het steilst omhoog
B
Kim, lijn loopt het steilst omhoog
Slide 28 - Quiz
De tijd tussen twee lichtflitsen is 0,1 s. Hoeveel tijd zit er tussen de eerste en de laatste bal? En welke beweging maakt de bal?
A
t = 0,7 s, vertraagd
B
t = 0,6 s, versneld
C
t = 0,6 s, vertraagd
D
t = 0,7 s, versneld
Slide 29 - Quiz
De gemiddelde snelheid van de loper in het plaatje is 1,8 km/h (afstand is 7 meter) Hoe groot is de tijd tussen twee foto’s? TOPPERVRAAG
A
Dit kun je niet uitrekenen.
B
t = 70 s
C
t = 2,8 s
D
t = 0,4 s
Slide 30 - Quiz
Langs een provinciale weg staat een waarschuwingsbord met de tekst: 'Houd 1,5 seconde afstand'. Hoeveel afstand moet de bestuurder houden met zijn voorganger bij een snelheid van 80 km/h?
A
s = 120 m
B
s = 432 m
C
s = 53 m
D
s = 33 m
Slide 31 - Quiz
Een triatleet zwemt 3,8 km in 2 uur, fietst 180 km in 5 uur en rent 42 km in 3 uur. De gemiddelde snelheid is ...
A
v = 5,1 m/s
B
v = 4,2 m/s
C
v = 3,6 m/s
D
v = 6,3 m/s
Slide 32 - Quiz
Bekijk de snelheid tijd diagram hiernaast van een hardloper. Hoeveel meter heeft de hardloper in 6 seconde afgelegd.
alleen VWO
A
s = 21 m
B
s = 13,1 m
C
s = 12 m
D
s = 11,3 m
Slide 33 - Quiz
Patrick fietst in 52 minuten rechtstreeks van huis naar school. Zijn gemiddelde snelheid is 23,0 km/h. Bereken hoeveel km Patrick van school woont.
Slide 34 - Open question
Het wereldrecord schaatsen op de 1500 m kwam in 2009 in handen van Shani Davis. Dit wereldrecord is gereden in Salt Lake City. De gemiddelde snelheid die hierbij werd behaald, is 53,444 km/h. Bereken hoeveel seconden bij het wereldrecord op de 1500 m hoort.