2B - 1. recap unit 6 and catch up

recap grammar
yellow
recap grammar green

* present perfect 
* possessives (bezit)
* comparison (vergelijken)
* irregular verbs
* could/ couldn't
* present perfect
* possessives
* comparison
* irregular verbs
* old habits
* present simple/ present continuous
* hulpww (can/shall etc)
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

recap grammar
yellow
recap grammar green

* present perfect 
* possessives (bezit)
* comparison (vergelijken)
* irregular verbs
* could/ couldn't
* present perfect
* possessives
* comparison
* irregular verbs
* old habits
* present simple/ present continuous
* hulpww (can/shall etc)

Slide 1 - Slide

welke zin is correct
A
James and I have seen a cat.
B
James and I has seen a cat.

Slide 2 - Quiz

welke zin is correct?
A
My sister haven't seen a cat.
B
My sister hastn't seen a cat.

Slide 3 - Quiz

welke zin is in de present perfect?
A
He walks home alone.
B
He has walked home alone.
C
Yesterday he walked home alone.

Slide 4 - Quiz

is de regel voor present perfect:
A
start in het nu (present) en stop in toekomst (future)
B
start in verleden (past) en stop in verleden (past)
C
start in verleden (past) en nog effect in nu (present)

Slide 5 - Quiz

present perfect
to have + verb 3 

- let dus op om wie het gaat: has/ have
- 3e vorm van het ww
- gewoon ww krijgt ~ed
- irr. verbs hebben een eigen vorm

Slide 6 - Slide

welke optie is NIET correct?
A
Jesse's cat.
B
Jess's cat
C
Jeany's cat
D
Jess' cat

Slide 7 - Quiz

welke optie is NIET correct:
A
My parents's car
B
My parents' car
C
My parent's car

Slide 8 - Quiz

welke optie is NIET correct:
A
the children's toys.
B
the teachers's coffee room
C
women's clothes
D
woman's clothes

Slide 9 - Quiz

possessives (bezit) 
regel: 

altijd 's behalve bij woorden in meervoud op een s
dan alleen

Slide 10 - Slide

wat krijgt strong...
A
~er / ~est
B
more / most

Slide 11 - Quiz

wat gebeurt er met easy...
A
~er / ~est
B
~ier / ~iest
C
more / most

Slide 12 - Quiz

wat krijgt safe
A
~er / ~est
B
~r / ~st
C
more /most

Slide 13 - Quiz

wat krijgt expensive...
A
~r/ ~st
B
~er/ ~est
C
more / most

Slide 14 - Quiz

vergelijken/ comparison
* korte woorden krijgen ~er / ~est (rich/ richer/ richest)
* of ~r/ ~st als het woord al op een e eindigt (safe/ safer/ safest)
- soms dubbelt de laatste letter zoals bij big- bigger- biggest
- lange woorden krijgen more / most

Slide 15 - Slide

differentiatie havo 
er/ est voor woorden op: 
* er =  clever/ cleverer/ cleverest
* ow = yellow/ yellower/ yellowes
* some = handsome/ handsomer/ handsomest

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

differentiatie havo

*present simple < > present continuous

* old habits

* hulpww voor questions/ negations (negative sentence)

Slide 18 - Slide

present simple: 

*it is always/ never/ regularly (like habit)

* verb < > verb+s
* ? do/ does + verb
* - don't/ doesn't + verb
present continuous

* NL word continu = dus bezig 
* wat ben je aan het doen - aan het praten = is talking
* dus to be = opletten om wie het gaat (am/is/are)
* dus ww+ing

Slide 19 - Slide

old habits
* gewoontes in het verleden
* used to + verb
* always the same

- I used to swim every Sunday. 
- He used to game a lot.
- We used to visit granny every weekend. 

Slide 20 - Slide

questions and negations (negatives)

- kijk of er hulpww in de zin staan, zoals to be/ can/ will/ shall/ to have/ must etc
- dit ww komt dan vooraan of krijgt not/ n't 
* Can you help me? 
* we mustn't shout. 
* Haven't they said that before? 

Niet? Dan to do: He likes me < > Does he like me?

Slide 21 - Slide


           succes met voorbereiding voor 
                 de toets donderdag

      

Slide 22 - Slide