HH gram. les 4 en 5 + BH gram. 6A

Les 4A
3e persoon enkelvoud
De 3e persson enkelvoud (singularis) van het werkwoord gaat uit -ει of -εῖ

De 3e persoon enkelvoud van het werkwoord 'zijn' is ἐστι(ν)
1 / 14
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Les 4A
3e persoon enkelvoud
De 3e persson enkelvoud (singularis) van het werkwoord gaat uit -ει of -εῖ

De 3e persoon enkelvoud van het werkwoord 'zijn' is ἐστι(ν)

Slide 1 - Slide

Les 4A
Onuitgedrukt onderwerp
Wanneer het onderwerp al eerder genoemd is, wordt het onderwerp niet meer herhaald. Bij de werkwoordsvorm moet je dan nog zelf 'hij/zij/het' toevoegen.

Slide 2 - Slide

mnl.
vwl.
onz.
nom.
δεινός
νέος, μακρός
δεινή
νέα, μακρά
δεινόν
μακρόν
acc.
δεινόν
νέον, μακρόν
δεινήν
νέαν, μακράν
δεινόν
μακρόν
Les 4B
Congruentie
Een bijvoeglijk naamwoord past zich in naamval en geslacht aan bij het zelfstandig naamwoord waarmee het verbonden is

Slide 3 - Slide

mnl.
vwl.
onz.
mnl
vwl.
onz.
nom.
μέγας
μεγάλη
μέγα
πολύς
πολλή
πολύ
acc.
μέγαν
μεγάλην
μέγα
πολύν
πολλήν
πολύ
Les 4C

Slide 4 - Slide

Les 5A
λύω
ποιέω
1e ev
λύω
ik maak los
ποιω
ik doe, maak
2e ev
λύεις
jij maakt los
ποιεις
jij doet, maakt
3e ev
λύει
hij maakt los
ποιει
hij doet, maakt
inf.
λύειν
loa (te) maken
ποιειν
(te) doen, (te) maken

Slide 5 - Slide

Les 5B
Voorzetsels
Een voorzetsel in het Grieks (in, op, naar, etc.) gaat soms met de accusativus. Dan staat er + acc. achter. In dit geval is de accusativus geen lijdend voorwerp.

Slide 6 - Slide

Les 5B
Bijwoorden
Bijwoorden maken duidelijk waar, wanneer en hoe iets gebeurt of het geval is

Slide 7 - Slide

Les 5B
Partikels
Partikels zijn kleine woordjes die een verband tussen twee zinnen of zinsdelen leggen. Ze woorden ook wel "tekststructuererende woorden" genoemd

Slide 8 - Slide

Les 5C
Persoonlijk voornaamwoord
Bij het Griekse werkwoord kun je aan de uitgang zien welke persoon bedoeld is. Soms wordt dit echter toch nog toegevoegd, maar dan geef het extra nadruk op de persoon.


Slide 9 - Slide

Les 5C
Woordvolgorde
In het Nederlands maakt de plaats van een zelfstandig naamwoord duidelijk wat de functie van het woord is, in het Grieks maakt de naamval de functie duidelijk. Daardoor hebben de woorden niet zo'n vast plaats als in het Nederlands.


Slide 10 - Slide

mnl.
vwl.
onz.
nom.
οἱ δοῦλοι
αἱ μάχαι
τὰ θηρία
acc.
τοὺς δούλος
τὰς μάχας
τὰ θηρία
Les 6A: zelfst. nmw. mv.

Slide 11 - Slide

mnl.
vwl.
onz.
ev.
nom.
ὁ δοῦλος
ἡ χώρα
τὸ θηρίον
acc.
τὸν δοῦλον
τὴν χώραν
τὸ θηρίον
mv.
nom.
οἱ δοῦλοι
αἱ μάχαι
τὰ θηρία
acc.
τοὺς δούλος
τὰς μάχας
τὰ θηρία
Les 6A: zelfst. nmw. mv.

Slide 12 - Slide

mnl.
vwl.
onz.
ev.
nom.
δεινός
δεινή
δεινόν
acc.
δεινόν
δεινήν
δεινόν
mv.
nom.
δεινοί
δειναί
δεινά
acc.
δεινούς
δεινάς
δεινά
Les 6B

Slide 13 - Slide

Les 6B
mnl.
vwl.
onz.
mnl
vwl.
onz.
ev.
nom.
μέγας
μεγάλη
μέγα
πολύς
πολλή
πολύ
acc.
μέγαν
μεγάλην
μέγα
πολύν
πολλήν
πολύ
mv.
nom.
μεγάλοι
μεγάλαι
μεγάλα
πολλοί
πολλαί
πολλά
acc.
μεγάλους
μεγάλας
μεγάλα
πολλούς
πολλάς
πολλά

Slide 14 - Slide