2. 2 Vragende zinnen

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4,5

2. 1 vragende zinnen

Deze les gaat over hoe je een vraag maakt in het Frans.

De volgende vragen zijn bedoeld om je voorkennis op te halen. Hierna volgt theorie met aansluitend oefeningen.

Weet je het nog?

Est-ce que tu aimes jouer au foot?

Aimes-tu jouer au foot?

Tu aimes jouer au foot?

Vraagteken einde v/d zin en vragend uitspreken

Omdraaien ond. + ww en koppelteken

Est-ce que begin v/d zin

Zo maak je een vraag

Als je een zin vragend wil maken, dan kan dat op één van
de volgende drie manieren:

1.  Je houdt de zin hetzelfde en vervangt de . door een ?

2. Je verandert de . in een ? en zet est-ce que aan het begin.

3. Je draait het onderwerp en de persoonsvorm om en zet er een - tussen. Dit heet inversie. 

1. Je houdt de zin hetzelfde en vervangt de . door een ?

Vous avez un abonnement.                Vous avez un abonnement?

2. Je verandert de . in een ? en zet est-ce que aan het begin.

3. Je draait het onderwerp en de persoonsvorm om en zet er een - tussen. Dit heet inversie. 

2. Je verandert de . in een ? en zet est-ce que aan het begin.

Vous avez un abonnement.                Est-ce que vous avez un abonnement?

3. Je draait het onderwerp en de persoonsvorm om en zet er een - tussen. Dit heet inversie. 

3. Je draait het onderwerp en de persoonsvorm om en zet er een - tussen. 

Dit heet inversie. 

Vous avez un abonnement.                    Avez-vous un abonnement?

Inversie is alleen mogelijk als het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord is (dus: je / tu / il / elle / on / nous / vous / ils / elles).

Ont-Jean et Pierre un abonnement?                    Ont-ils un abonnement?

Let op: soms leidt omdraaien tot klinkerbotsing. Je hoort dan twee klinkers direct na elkaar. In het Frans kan dit niet. Om die reden voegen ze dan -t- toe aan de inversie. Zo is de vraagzin makkelijker uit te spreken.

Il a un abonnement.                   A-t-il un abonnement?

Oefeningen

Nu volgen de opdrachten.

Maak de onderstaande zin vragend door middel van inversie. Sleep de woorden in de juiste volgorde.

1. Tu es déjà allé dans un pays francophone.

tu

es

déjà

allé

dans un pays francophone

?

-

Maak de onderstaande zin vragend met behulp van est-ce que. Sleep de woorden in de juiste volgorde.

1. Tu es déjà allé dans un pays francophone.

est-ce que

tu

es

déjà

allé

dans un pays francophone

?