Toets hoofdstukken 5 en 6

Wie is volgens het wetboek van strafvordering de verdachte voordat de vervolging is aangevangen?
A
Degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.
B
Degene tegen wie uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.
C
Degene tegen wie de vervolging zal worden verricht.
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
Handhaver toezicht en veiligheidMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wie is volgens het wetboek van strafvordering de verdachte voordat de vervolging is aangevangen?
A
Degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.
B
Degene tegen wie uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.
C
Degene tegen wie de vervolging zal worden verricht.

Slide 1 - Quiz

In welk deel van het strafrecht staat per strafbaar feit de maximumstraf beschreven?
A
Materieel strafrecht.
B
Formeel strafrecht.
C
Materieel strafvordering.

Slide 2 - Quiz

In welk deel van het strafrecht staat beschreven welke bevoegdheden een opsporingsambtenaar heeft?
A
Materieel strafrecht.
B
Formeel strafrecht.
C
Materieel strafvordering.

Slide 3 - Quiz

In welk deel van het strafrecht staat de definitie van de verdachte beschreven?
A
Materieel strafrecht.
B
Formeel strafrecht.
C
Materieel strafvordering.

Slide 4 - Quiz

In welk deel van het strafrecht staat beschreven wie strafbaar zijn als daders?
A
Materieel strafrecht.
B
Formeel strafrecht.
C
Materieel strafvordering.

Slide 5 - Quiz

Jan is bevoegd opsporingsambtenaar. Hij ziet Jan-Jaap een voorbijganger een klap tegen zijn hoofd geven. In welk deel van het strafrecht kan Jan terugvinden of deze handeling strafbaar is?
A
Materieel strafrecht.
B
Formeel strafrecht.
C
Materieel strafvordering.

Slide 6 - Quiz

In welk deel van het strafrecht moet een bevoegd opsporingsambtenaar kijken om te zien wat hij mag doen na het ontdekken van een strafbaar feit?
A
Materieel strafrecht.
B
Formeel strafrecht.
C
Materieel strafvordering.

Slide 7 - Quiz

Wat wordt bedoeld met de cautie?
A
Dit is het recht op rechtsbijstand door een advocaat.
B
Dit is het recht op vertolking.
C
Dit is het recht om te zwijgen.

Slide 8 - Quiz

Artikel 1 van het wetboek van strafvordering luidt als volgt: strafvordering vindt alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien. Wat betekent dit?
A
Alleen een wet in formele zin kan regels over strafvordering geven.
B
Elk wettelijk voorschrift kan regels over strafvordering geven.
C
Alleen wettelijke voorschriften die door de landelijke overheid zijn gemaakt, kunnen regels bevatten over strafvordering.

Slide 9 - Quiz

De definitie van de verdachte bestaat uit de volgende factoren: de concrete factor, de objectieve factor en de specifieke factor. Wat wordt bedoeld met de objectieve factor?
A
De feiten of omstandigheden zijn duidelijk omschreven.
B
Als 10 mensen de feiten en omstandigheden zouden kennen, zou (bijna) iedereen tot hetzelfde vermoeden moeten komen.
C
Er moet sprake zijn van een verdenking van een strafbaar feit.

Slide 10 - Quiz

Waarom is de ernst van het misdrijf belangrijk voor het optreden van de opsporingsambtenaar?
A
Aanhouding van een verdachte is alleen mogelijk als deze wordt verdacht van een ernstig misdrijf.
B
Bepaalde bevoegdheden mogen alleen worden gebruikt als de verdachte wordt verdacht van een ernstig misdrijf.
C
Het is van belang om te weten welke straf de verdachte kan krijgen. Deze informatie moet de verdachte namelijk worden gegeven bij de mededeling van de verdenking.
D
Alleen bij ernstige misdrijven mag een agent of bevoegd BOA geweldsmiddelen inzetten zoals handboeien, wapenstok en pepperspray.

Slide 11 - Quiz

Welke van de onderstaande beweringen geeft een beschrijving van een VH-feit?
A
Alle misdrijven waarop een maximale straf staat van 5 jaren of meer en een aantal met name genoemde misdrijven.
B
Alle misdrijven waarop een maximale straf staat van 4 jaren of meer.
C
Alle misdrijven waarop een maximale straf staat van 4 jaren of meer en een aantal met name genoemde misdrijven.
D
Alle misdrijven waarop een maximale straf van 5 jaren of meer staat.

Slide 12 - Quiz

Kameer is bevoegd opsporingsambtenaar. Op straat wordt hij aangesproken door 2 buurtbewoners. Zij vertellen hem dat Joan die ook in die straat woont een crimineel is omdat ze gisteravond om 23:00 uur auto’s bij hem voor de deur hebben zien staan die zij niet kennen. De inzittenden van die auto’s gingen bij Joan naar binnen en kwamen een kwartier later weer naar buiten. Is deze melding van deze 2 buurtbewoners nu voor Kameer voldoende om Joan als verdachte te kunnen zien?
A
Ja, de buurtbewoners noemen voldoende feiten en omstandigheden waardoor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit ontstaat.
B
Nee, de buurtbewoners benoemen geen concrete feiten of omstandigheden.
C
Nee, er is geen sprake van verdenking van een gespecificeerd strafbaar feit.

Slide 13 - Quiz

Hachemi is aangehouden op verdenking van het plegen van een VH-feit. De bevoegde opsporingsambtenaar neemt foto’s en vingerafdrukken van Hachemi. Is dit toegestaan?
A
Ja, maar dan moet er wel toestemming zijn verleend door de hulpofficier van justitie en er moet onduidelijkheid zijn over de identiteit van Hachemi.
B
Nee, dit mag de opsporingsambtenaar niet doen omdat Hachemi niet wordt verdacht van een ernstig misdrijf.
C
Ja, dat is de opsporingsambtenaar zelfs verplicht om te doen.
D
Nee, dit mag de opsporingsambtenaar niet doen omdat er nog geen vervolging tegen Hachemi is begonnen.

Slide 14 - Quiz

Johan is bevoegd opsporingsambtenaar en vindt op straat een laptop. Na onderzoek blijkt dat deze laptop van diefstal afkomstig is. Mag Johan deze laptop in beslag nemen?
A
Nee, dit mag hij alleen als er ook een verdachte aanwezig is.
B
Ja, dit mag hij ook zonder dat er een verdachte aanwezig is. Door de laptop ontstaat een vermoeden van een gepleegd strafbaar feit.
C
Nee, er mogen geen bevoegdheden worden toegepast tegen goederen.

Slide 15 - Quiz