7.5 Afweer

7.5 Afweer
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

7.5 Afweer

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

* Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
* Je kunt uitleggen hoe je ziek kunt worden van ziekteverwekkers en hoe het lichaam erop reageert.
* Je kunt beschrijven welke vier vormen van immuniteit bestaan en je kunt daarbij voorbeelden geven.


Slide 2 - Slide

Infectie
Stoffen die niet in ons lichaam thuishoren noemen we 
lichaamsvreemde stoffen.

Bij een infectie dringen ziekteverwekkers ons lichaam binnen en vermenigvuldigen zich.
De ziekteverwekkers kunnen bacteriën, schimmels, virussen of parasieten zijn.


Slide 3 - Slide

Algemene afweer= niet specifieke afweer 
  • Talg op de huid: gaat aantasting van de huid tegen
  • Slijmvlies in de luchtwegen en darmkanaal: moeilijk doordringbaar
  • Zoutzuur in maagsap: het zuur doodt bacteriën.
  • Witte bloedcellen: maken ziekteverwekkers onschadelijk door ze in te sluiten.

Slide 4 - Slide

Soms dringen ziekteverwekkers toch ons lichaam binnen.
Ze geven giftige stoffen af die je ziek maken.
Reactie van je lichaam = koorts!
De hoge temperatuur gaat de ontwikkeling van ziekteverwekkers tegen.

Koorts versnelt de afweerreacties van je lichaam

Slide 5 - Slide

Tuberculose 
Antibiotica doodt bacteriën, géén virussen!
Voor de 2e wereldoorlog stierven er veel mensen aan tuberculose, door het gebruik van antibiotica komt het hier bijna niet meer voor. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Specifieke afweer: aanmaak van antistoffen!

Slide 8 - Slide

Ziekteverwekkers zijn:

  • bacteriën
  • virussen
  • schimmels
  • parasieten
Ziekteverwekkers worden "opgegeten" door witte bloedcellen (macrofagen). Ze verteren de ziekteverwekkers en laten stukjes ervan (antigenen) zien aan de rest van het immuunsysteem.

Slide 9 - Slide

Wat zijn antigenen?
A
Vetachtige stofjes die in de celmembranen zitten.
B
Suikermoleculen die in de celkern zitten.
C
Kleine eiwitten aan de buitenkant van een cel.
D
Kleine eiwitten aan de binnenkant van een cel.

Slide 10 - Quiz

Wat is de eerste barrière van
de niet-specifieke afweer?
A
Een ontsteking
B
Macrofagen
C
Huid/slijmvliezen
D
Witte bloedcellen

Slide 11 - Quiz

Specifieke afweer
Iedere ziekteverwekker heeft zijn eigen specifieke antigenen.
Dat betekent dus ook dat tegen iedere ziekteverwekker een eigen specifieke antistof moet worden gemaakt.

Antistoffen blijven nog een bepaalde tijd aanwezig in het bloed.
Daaraan kunnen artsen bij bloedonderzoek afleiden dat je besmet bent geweest met een bepaalde ziekteverwekker.

Slide 12 - Slide

Antigeen of antistof?
Een griepvirus dat binnendringt in je lichaam is een...
A
antigeen
B
antistof

Slide 13 - Quiz

Besmetting - Witte bloedcellen maken antistoffen.
Je wordt eerst ziek. 

Antistoffen blijven enige tijd in het bloed - goede afweer.

Geheugencellen - Witte bloedcellen onthouden hoe de antistoffen moeten worden gemaakt.
Natuurlijke immuniteit



Slide 14 - Slide

Natuurlijke immuniteit

Slide 15 - Slide

Vaccineren

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Vaccineren is een voorbeeld van
A
Actieve kunstmatige immuniteit
B
Actieve natuurlijke immuniteit
C
Passieve kunstmatige immuniteit
D
Passieve natuurlijke immuniteit

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

HUISWERK
Bestudeer 7.5
en maak opdracht 23 t/m 28

Slide 22 - Slide