7 nov

Unit Babel
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 6

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Unit Babel

Slide 1 - Slide

BEELDTAAL

Slide 2 - Slide

Wat doen we vandaag?
tekst Beeldtaal lezen
vragen beantwoorden
50 woorden tekst schrijven over beeldtaal
spreekwoordenquiz
spreekwoordenlijst Quizlet oefenen

Slide 3 - Slide

lesdoel
Ik weet waarom beeldtaal bestaat en welke soorten beeldtaal er zijn.

Slide 4 - Slide

BEELDTAAL
Je hoeft niet altijd woorden te gebruiken om iets te vertellen.
Met plaatjes en symbolen kun je ook vertellen.
Plaatjes en symbolen zijn vaak makkelijker dan woorden.
Over de hele wereld snapt iedereen beeldtaal (visual language).



Slide 5 - Slide

BEELDTAAL
Pictogrammen en iconen zijn plaatjes die iets duidelijk maken (beeldtaal).





Bijvoorbeeld geven ze aan 
waar de nooduitgang of het toilet is, of er wifi in een restaurant is.

Slide 6 - Slide

BEELDTAAL IN HET VERKEER
In het verkeer zie je overal beeldtaal. 
Door op verkeersborden te letten, kun je ongelukken voorkomen.
Wat geeft dit verkeersbord aan?

Slide 7 - Slide

Beeldtaal: emoji's

Slide 8 - Slide

Welk beeldtaal ben je vandaag tegengekomen?

Slide 9 - Open question

tekst Woord in beeld lezen
1 Is beeldtaal iets nieuws?
2 Welk woord kun je gebruiken in plaats van dit pictogram?
3 Wat is jouw favoriete emoji?
4.Wat zien jullie in het logo van de Tour de France? 
Vraag bij alinea 7
iets om zeep helpen 
Wat betekent deze uitdrukking?


Slide 10 - Slide

Spreekwoorden
Je kan vaak beelden gebruiken om uitleg te geven.
Dat gebeurt in deze
BEELD quiz

Slide 12 - Slide

Wat zijn spreekwoorden?
Een spreekwoord is een korte, krachtige uitspraak die een waarheid of wijsheid bevat.

Slide 13 - Slide

Er als een haas vandoor gaan.

Slide 14 - Slide

Er als een haas vandoor gaan.
A
Hij rent hard weg
B
Hij rent zo snel als een haas
C
Hij kiest de goede weg
D
Hij is bang dat hij wordt opgegeten

Slide 15 - Quiz

Hij is een haantje-de-voorste.

Slide 16 - Slide

Hij is een haantje-de-voorste
A
Hij is altijd de beste
B
Hij is altijd de slimste
C
Hij is er altijd als eerste bij
D
Hij valt buiten de groep

Slide 17 - Quiz

Hij is er altijd als eerste bij.

Slide 18 - Slide

Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen.

Slide 19 - Slide

Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen.
A
Alleen iemand die dommer is dan een ezel maakt 2x dezelfde fout
B
Ezels zijn eigenlijk hele slimme dieren
C
Als je steeds dezelfde fout maakt, is dat niet zo erg
D
Ezels zijn hele domme dieren.

Slide 20 - Quiz

Alleen iemand die dommer is dan een ezel maakt twee keer dezelfde fout

Slide 21 - Slide

De aap komt uit de mouw.

Slide 22 - Slide

De aap komt uit de mouw.
A
Je bent grappig als een aap.
B
Je hebt extra handen.
C
De waarheid wordt onverwacht duidelijk.
D
Je hebt harige armen.

Slide 23 - Quiz

De waarheid wordt onverwacht duidelijk.

Slide 24 - Slide

Blaffende honden bijten niet.

Slide 25 - Slide

Blaffende honden bijten niet.
A
Van wie veel dreigt, heb je vaak het minst te vrezen.
B
Als je hard schreeuwt krijg je keelpijn.
C
Je bent geen hondenmens.
D
Je krijgt een lage stem.

Slide 26 - Quiz

Van wie veel dreigt, heb je vaak het minst te vrezen.

Slide 27 - Slide

De kat uit de boom kijken.

Slide 28 - Slide

De kat uit de boom kijken.
A
Een afwachtende houding hebben.
B
Erg lui zijn.
C
Veel van huisdieren houden.
D
Graag buiten willen zijn.

Slide 29 - Quiz

Een afwachtende houding aannemen.

Slide 30 - Slide

Stoelen op de tafels

Slide 32 - Slide