20-1 V1 nakijken mv + zelfstandig naamwoord

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

Slide 1 - Slide

Vandaag:
  1. 10 minuutjes lezen
  2. Lesdoel
  3. Efkes herhalen (2 zinnen samen)
  4. Opdrachten nakijken meewerkend voorwerp
  5. Startopdracht: zelfstandig naamwoord & lidwoord
  6. Aan de slag!
  7. Huiswerk + taalvout

Slide 2 - Slide

Chill: 10 minuutjes lezen!

Slide 3 - Slide

Lesdoel:
  • Je kunt zinsdelen van een zin benoemen: pv, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp. 

  • Je kunt woordsoorten benoemen: zelfstandig naamwoord & lidwoord.

Slide 4 - Slide

Tegenwoordig schijnt elke popster een groot huis te willen bezitten.
pv =
zinsdelen /
ow =
wg =
lv =
mv =

Slide 5 - Slide

Vader beloofde Elselien voor haar verjaardag een megagroot cadeau.
pv =
zinsdelen /
ow =
wg =
lv =
mv =

Slide 6 - Slide

Nakijken gemaakte opdrachten
(blz. 151 & 152)
Klaar? Lezen in leesboek of online extra oefenen.
1. Klik op de link: extra oefenen
2. Kies datgene wat je nog lastig vindt.
3. Scroll naar beneden en begin de oefeningen.

Slide 7 - Slide

Vraagje:

Wat is het verschil tussen zinsdelen benoemen en woordsoorten benoemen?

Slide 8 - Slide




Je verdeelt de zin en geeft de zinsdelen functies:

  • PV (persoonsvorm)
  • OW (onderwerp)
  • WG (werkwoordelijk gezegde)
  • LV (lijdend voorwerp)
  • MV (meewerkend voorwerp)



Je geeft van elk woord aan wat voor soort het is:

  • zelfstandig naamwoord
  • lidwoord
  • soort werkwoord
  • bijvoeglijk naamwoord
ZINSDELEN 

WOORDSOORTEN
 

Slide 9 - Slide

Zelfstandig naamwoord & lidwoord: 
startopdracht

Slide 10 - Slide

1. Pak je schrift en een pen
2. Schrijf de antwoorden op in je schrift
1. Leg uit wat een zelfstandig naamwoord is. 
2. Waar kun je een zelfstandig naamwoord aan herkennen? 
3. Welke lidwoorden ken je? 
4. Soms hoort het lidwoord niet bij een zelfstandig naamwoord. Dan is het dus géén lidwoord. Maak een zin waarin dit voorkomt.
Klaar? Even wachten of lezen in leesboek.

Slide 11 - Slide

1. Pak een ander kleur pen
2. Kijk je antwoorden na en verbeter ze
  1. Leg uit wat een zelfstandig naamwoord is, geef een paar voorbeelden. 
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier, plant ding of gevoel. Bijv: dochter, zeehond, tulp, telefoon, dorp, liefde.
2. Waar kun je een zelfstandig naamwoord aan herkennen?
  • Je kunt er vaak de, het of een voor zetten.
  • Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
  • Het heeft vaak een enkelvoud en een meervoud.
3. Welke lidwoorden ken je?  De, het en een.
4. Soms hoort het lidwoord niet bij een zelfstandig naamwoord. Dan is het dus géén lidwoord. Maak een zin waarin dit voorkomt. --> Bijv. 1. Het regent hard. of: 2. Laatst kwam ik een van de spelers van PSV tegen.

Slide 12 - Slide

Groep paars: 0 of 1 fout
Groep blauw: 2 fouten
Groep groen: 
3 of meer fouten
Theorie: Blz. 28 & 29
Maken: opdr. 1 t/m 3 op blz. 28 + 29 & puzzel op het werkblad.
Uitleg & aantekening
Theorie: Blz. 28 & 29
Maken: opdr. 2 + 3 op blz. 28 + 29 & puzzel op het werkblad.
Uitleg & aantekening
Theorie: Blz. 28 & 29
Maken: opdr. 1 t/m 3 op blz. 28 + 29

Slide 13 - Slide

Zelfstandig naamwoord
  • Mensen, namen, dieren, dingen, plaatsnamen, gevoel etc.

  • Alle woorden waar je 'de', 'het' en 'een' voor kunt zetten
  • Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken (tje of je).
  • Het heeft vaak een enkelvoud en meervoud

Slide 14 - Slide

LET OP!
Soms zijn een en het geen lidwoorden!

* Hoort dan niet bij een zelfstandig naamwoord!

- Het regent erg hard.
- Hij is een van de beste sporters.

Slide 15 - Slide

Lidwoorden
  • De + het: bepaald lidwoord (blw)


  • Een: onbepaald lidwoord (olw)

* Hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord.

* Let op: soms staat er nog iets tussen: de spannende film.

Slide 16 - Slide

Groep paars: 0 of 1 fout
Groep blauw: 2 fouten
Groep groen: 
3 of meer fouten
Theorie: Blz. 28 & 29
Maken: opdr. 1 t/m 3 op blz. 28 + 29 & puzzel op het werkblad.
Uitleg & aantekening
Theorie: Blz. 28 & 29
Maken: opdr. 2 + 3 op blz. 28 + 29 & puzzel op het werkblad.
Uitleg & aantekening
Theorie: Blz. 28 & 29
Maken: opdr. 1 t/m 3 op blz. 28 + 29

Slide 17 - Slide

Theorie: Blz. 28 & 29
Maken: opdr. 1 t/m 3 op blz. 28 + 29 & puzzel op het werkblad.
Theorie: Blz. 28 & 29
Maken: opdr. 2 + 3 op blz. 28 + 29 & puzzel op het werkblad.
Theorie: Blz. 28 & 29
Maken: opdr. 1 t/m 3 op blz. 28 + 29
Huiswerk & Taalvout

Slide 18 - Slide