§2 zelfstandig naamwoord en lidwoord

Woordsoorten
§2 Zelfstandig naamwoord & lidwoord
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Woordsoorten
§2 Zelfstandig naamwoord & lidwoord

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Uitleg: Grammatica zelfstandig naamwoord en lidwoord

Opdracht: Maak H1 zelfstandig naamwoord en lidwoord
Afsluiten

Slide 2 - Slide

Lesdoel
1. Ik kan zelfstandige naamwoorden en lidwoorden in zinnen herkennen (§2).
2. Ik kan bijvoeglijke naamwoorden in zinnen herkennen (§4).

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Zelfstandig naamwoord
  1. Een woord voor een mens, plant, dier, ding of gevoel.
  2. Een eigennaam is ook een zelfstandig naamwoord (en begint met een hoofdletter).  


Slide 5 - Slide

Hoe is een zn te herkennen?
- Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
- Je kunt er een verkleinwoord van maken. 
- Je kunt er vaak een lidwoord (de, het of een) voor zetten

Slide 6 - Slide

Zelfstandig naamwoord
1. Een woord voor een mens, plant, dier, ding of gevoel.
  • Mens: jongen
  • plant: cactus
  • dier: hond
  • ding: wolk
  • gevoel: liefde

Slide 7 - Slide

Zelfstandig naamwoord
2. Een eigennaam is een zelfstandig naamwoord.
  • Jan
  • Annelies
  • Gert
  • Johannis (de) Zeeuw

Slide 8 - Slide

Zelfstandig naamwoord
3. Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
  • Lengte - lengtes
  • kwal - kwallen
  • melk, onzin, rijst  - geen meervoud

Slide 9 - Slide

Zelfstandig naamwoord
4. Je kunt er een verkleinwoord van maken. 
  • been - beentje
  • stoplicht - stoplichtje
  • honger, Jansentje - geen verkleinwoord

Slide 10 - Slide

Zelfstandig naamwoord
5. Je kunt er vaak een lidwoord (de, het of een) voor zetten. 
  • poes - de poes
  • museum - het museum
  • rijst - krijgt nooit een lidwoord

Slide 11 - Slide



Vakanties voor het najaar zijn razend populair.
Hoeveel zelfstandige naamwoorden zie je in de volgende zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quiz



In het huis van mijn vriend wonen weinig mensen.
Hoeveel zelfstandige naamwoorden zie je in de volgende zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quiz

Samengevat: zelfstandig naamwoord
  1. Een woord voor een mens, plant, dier, ding of gevoel.
  2. Een eigennaam is een zelfstandig naamwoord.
  3. Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
  4. Je kunt er een verkleinwoord van maken. 
  5. Je kunt er vaak de, het of een voor zetten. 

Slide 14 - Slide

 czn, azn, zn-e
czn = concreet zelfstandig naamwoord
Je kunt het aanraken/ vastpakken
azn = abstract zelfstandig naamwoord
Je kunt het niet aanraken/ het bestaat niet/ denkbeeldige personen of zaken (heksen, luilekkerland, elfen, Zweintein, ... )
zn-e = eigennaam
De naam van een persoon 



Slide 15 - Slide


verdriet
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 16 - Quiz

Aan de slag
Maken opdracht 1 digitale boek
timer
2:00

Slide 17 - Slide

Lidwoord
- Er zijn maar 3 lidwoorden: de, het en een.

De & het --> bepaald lidwoord
Een --> onbepaald lidwoord

Slide 18 - Slide

Aan de slag 
Maak in het digitale boek:
§2 opdracht 2, 3 en 4

Slide 19 - Slide