Test jezelf H2.

Test jezelf H2. 
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Mens en MaatschappijVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Test jezelf H2. 

Slide 1 - Slide

Test Jezelf. H2. 
Cursus 2.1 
Wat hebben mensen nodig? 
  • Je weet  wat basisbehoeften zijn. 
  • Je weet wat secundaire behoeften zijn. 
  • Je weet wat de massa en de elite zijn. 
  • Je weet wat uitgave en budget zijn. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions



Er zijn 5 basisbehoeften.
Onderwijs, Kleding, onderdak, voedsel en.....
A
Rijkdom
B
Gezondheidszorg
C
omstandigheden
D
Welvaart

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een ander woord voor basisbehoeften?
A
Primaire behoeften
B
Secundaire behoeften
C
Eten & drinken
D
Armoede

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Primaire behoeften zijn ...
A
Noodzakelijke behoeften
B
Luxe behoeften
C
Secundaire behoeften
D
Quartaire behoeften

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions


Secundaire behoeften zijn:
A
Playstation4
B
Brood
C
Trui
D
iPhone

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions


Wat verstaan we onder de Massa?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions


Wat bedoelen 
we met 
de elite?
A
Het kleinste gedeelte van de bevolking
B
Iemand die geen bezit heeft
C
De arme mensen met werk
D
Het rijkste deel van de bevolking

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Cursus 2.2 
Het leven van de eerste mensen
  • Je weet wat de kenmerken zijn     van deze mensen. 
  • Je weet wat nomaden zijn.
  • Je weet wat continuïteit   betekend. 
  • Je weet dat het eerste tijdvak   hoort bij de prehistorie.
  • Je weet wat archeologen zijn. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions



Middelen van bestaan zijn manieren om in leven te blijven.
Welke middelen van bestaan hadden de eerste mensen?
A
Wilde dieren en verzamelen
B
Jagers en boeren
C
Jagen en verzamelen
D
Boeren en verzamelaar

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn nomaden?
A
zelfvoorzienend
B
mensen die rondtrekken
C
jagers en verzamelaars
D
de eerste mensen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is géén overblijfsel van jagers-verzamelaars?
A
Een vuistbijl van vuursteen
B
Een werpspeer
C
Glaswerk
D
Pijl en boog

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions


Wat is de naam van dit tijdvak?
A
Tijd van jagers en verzamelaars
B
Prehistorie
C
Tijd van jagers en boeren
D
Tijd van de eerste mensen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Cursus 2.3
Het leven van de eerste boeren
  • Je weet waar de landbouwsamenleving oorspronkelijk begon. 
  • Je weet wat een revolutie is. 
  • Je weet wat een landbouwrevolutie betekend. 
  • Je weet hoe het komt dat er nu wel verschil is tussen rijk en arm. 
  • Je weet wat hunebedden zijn. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions


Hoort deze afbeelding bij:
jagers/verzamelaars
of
landbouwsamenleving?
A
Jagers Verzamelaars
B
Landbouwsamenleving

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions


De overgang van Jager-verzamelaar naar boer was een enorme verandering, we noemen dit daarom ook wel de.....
A
prehistorie
B
landbouwsamenleving
C
landbouwrevolutie
D
beweging

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort het minst bij de landbouwsamenleving?
A
Stevige huizen
B
Akkers
C
Verschil tussen rijk en arm
D
Bessen verzamelen

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

In welk land ontstond de landbouwrevolutie?
A
Iran
B
Irak
C
Nederland
D
Pakistan

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

We weten dat de mensen die de hunebedden hebben gemaakt geloofden in het hiernamaals omdat:
A
Ze rotsschilderingen hebben gemaakt
B
Er rondom de heuvel een krans van kleinere stenen lag
C
Ze trechterbekers maakten
D
Er grafgeschenken werden meegegeven aan de overledenen

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions


Waar dienden Hunebedden voor in de tijd van de Jagers en Boeren?
A
Ze begroeven er belangrijke voorwerpen om te bewaren.
B
Je kon er onder slapen (bedden) zodat je droog bleef.
C
Het waren grafmonumenten voor de belangrijkste dorpelingen.
D
Het was een monument om de goden te aanbidden.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Cursus 2.4
Welk werk kun je doen?
  • Je weet dat er drie beroepssectoren zijn. 
  • Je weet wat iedere sector doet. 
  • Je weet wat een product en een consument is. 
  • Je weet wat produceren en consumeren is.  

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Welke 3 beroepensectoren zijn er?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions


  Wat is landbouw?
A
Akkerbouw en jagen
B
Akkerbouw en veeteelt
C
Akkerbouw en verzamelen
D
Akkerteelt en veebouw

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions


In welke beroepssector werken de boeren?
A
Landbouw
B
Industrie
C
Diensten

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke sector hoort fabrieksarbeider?
A
Landbouw
B
Industrie
C
Diensten

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke sector hoort: docent?
A
Landbouw
B
Industrie
C
Diensten

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions


Welke beroepssector is in Nederland het grootst?
A
Industie
B
Diensten
C
Landbouw
D
Veeteelt

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Het kopen van goederen en diensten noemen we....
A
Produceren
B
Welvaart
C
Consumeren
D
Diensten

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Je koopt een Happy meal.
A
behoefte
B
consumeren
C
produceren

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions


Een ander woord voor produceren is?
A
verhuizen
B
maken
C
product
D
leren

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Einde van de test jezelf. 


Succes met het leren voor de toets. 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions