Die Steigerung

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Lernziel: ik weet wat de 'Steigerungsstufen' zijn en kan deze ook toepassen

Gebruik je echte naam!

Wat hebben we gisteren geleerd over 'Steigerungsstufen' ? (schrijf max 3 zinnen!)

Die Steigerung

(Trappen van vergelijking) 

Die Steigerung

alt-älter-am ältesten

groß- größer - am größten

klein- kleiner- am kleinsten

Ich bin älter als Chris

Meine Frau ist jünger als ich

Chris ist genauso alt wie Jos

Allgemein

Stellende trap (der Positiv):

       -> klein

Vergrotende trap (der Komparativ):

       -> kleiner

Overtreffende trap (der Superlativ): 

      -> am kleinsten (Let op! voor het bijvoeglijke naamwoord schrijf je bij deze vorm altijd "am")

Schreib den Komparativ und den Superlativ auf von "schnell".

Schreib den Komparativ und den Superlativ auf von "lieb".

Schreib den Komparativ und den Superlativ auf von "schön".

Die Ausnahmen (de uitzonderingen)

1. Bijvoegelijke naamwoorden die eindigen op een klinker (vb. neu), op -d of -t (vb. bekannt) of op een sis-klank (s, ß, z, sch vb. heiß), krijgen in de overtreffende trap een een extra e. 

heiß, heißer, am heißesten

2. De meeste éénletterige bijvoegelijke naamwoorden krijgen een umlaut in de vergrotende en overtreffende trap. Voorbeelden: 

alt - älter - am ältesten  

Was ist richtig?
kalt......

1. kälter - am kältsten
2. kalter - am kaltsten
3. kalter - am kaltesten
4. kälter - am kältesten

Was ist richtig?
frisch.....

1. frischer - am frischsten
2. frischer - am frischesten
3. frischer - frischten
4. frischer - frischesten

Was ist richtig?
warm.....

1. warmer - am warmsten
2. warmer - am warmesten
3. wärmer - am wärmsten
4. wärmer - am wärmesten

Was ist richtig?
neu.....

1. neuer - am neusten
2. neuer - am neuesten
3. neuer - neusten
4. neuer - am neusten

Unregelmäßige Adjektive

gern - lieber - am liebsten

gut - besser - am besten

nah - näher - am nächsten 

gros - größer - am größten 

hoch - höher - am höchsten

viel - mehr - am meisten

Pass auf!

1. Hij is kleiner dan ik. - Er ist kleiner als ich.

2. Zij is net zo groot als ik. - Sie ist ebenso/genauso groß wie ich. 

3. Deze Auto is het duurst. - Dieses Auto ist am teuersten. 

Suche ein Foto und schreibe dazu mindestens 2 Sätze mit den Steigerungen auf . Benutze mindestens eine Ausnahme!
Vorbild: Max ist kleiner als ich, aber mein Bruder ist am kleinsten.

Lernziel: ik weet wat de 'Steigerungsstufen' zijn en kan deze ook toepassen.

😒🙁😐🙂😃