Les 3: Politieke veranderingen

• Geschiedenis
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 4

De tijd van pruiken en revoluties

In de tijd van regenten en vorsten waren er veel alleenheersers.

Er was een standenmaatschappij:

1. Geestelijkheid

2. Adel

3. Boeren, burgers en alle anderen

De Franse revolutie

De geestelijkheid en adel waren rijk én 

betaalden weinig belasting.

Dit vond de derde stand niet eerlijk. Zij wilden gelijke rechten voor iedereen: vrijheid, gelijkheid en broederschap.

Dit wilden ze vastleggen in een democratische grondwet.

De Franse revolutie

De bevolking greep met de soldaten de macht.

 

Er kwamen gelijke rechten voor iedereen en die werden vastgelegd in een democratische grondwet.

De standen werden afgeschaft en er kwamen verkiezingen voor het parlement.

De vlucht

De koning was bang voor de veranderingen en probeerde te vluchten.

Hij werd gevangen genomen en beschuldigd van verraad. 

'Zijn hoofd eraf'

Andere landen waren bang voor revolutie in hun land.

Ze voerden oorlog tegen Frankrijk en werkten daarbij samen met gevluchte edellieden en geestelijken.

Napoleon

Frankrijk verliest de oorlog en er is veel onrust.

De succesvolle generaal Napoleon Bonaparte belooft het parlement dat hij een einde aan de onrust kan maken.

Hij krijgt hierdoor steeds meer macht en schakelt zijn tegenstanders één-voor-één uit.

Napoleon grijpt de macht

Aan de macht

Napoleon wint veel veldslagen en verovert grote delen van Europa.

In 1812 viel Napoleon Rusland binnen. Het was er koud en de Russen staken alles in brand.

Aan de slag

Maak opdracht 1 t/m 9 (blz. 36 t/m 39)