6.3 Winst of verlies?

6.3 Winst of verlies?
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

6.3 Winst of verlies?

Slide 1 - Slide

Herhaling lesdoelen 
6.2 Van alle markten thuis?

Slide 2 - Slide

Wat is een markt?

Slide 3 - Open question

Wat is het verschil tussen een concrete markt en een abstracte markt?

Slide 4 - Open question

Hoe heeft de vraag en het aanbod invloed op de prijs?

Slide 5 - Open question

Leg uit wat marktaandeel is.

Slide 6 - Open question

Lesdoelen Paragraaf 6.3

Hoe bereken je de brutowinst en nettowinst?
Wat is het verschil tussen een verkoopprijs en een consumentenprijs?
Wat is btw en welke btw-tarieven zijn er?



Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Omzet naar Nettoresulaat

Omzet                       
Inkoopwaarde -
Brutowinst
Bedrijfskosten -
Nettoresultaat
Formules

Afzet x Verkoopprijs
Afzet x Inkoopprijs
Omzet - Inkoopwaarde
Loon, huur enz optellen
Brutowinst - Bedrijfskosten

Slide 9 - Slide

Bedrijfskosten
De kosten die een winkel moet maken om te functioneren noem je bedrijfskosten.


Voorbeelden van bedrijfskosten zijn: huur, loon, verzekeringen, elektriciteit, reclamekosten, enzovoort.

Nettowinst = Bruto winst - Bedrijfskosten

Slide 10 - Slide

Voorbeeldsom:

Van een winkel zijn over 2017 de volgende gegevens bekend:

- Afzet = 3000 stuks
Gemiddelde inkoopprijs per stuk = € 35,- (exclusief BTW)
Gemiddelde verkoopprijs per stuk = € 75,- (exclusief BTW)
Loonkosten = € 30.000
Overige kosten = € 25.000


Bereken: de brutowinst en de nettowinst! 







Slide 11 - Slide

Voorbeeldsom uitwerking:

Omzet                    = 3000 x 75,-            =  € 225.000

Inkoopwaarde    = 3000 x 35,-            =  € 105.000     

                                                                            ------------- -

BRUTOWINST                                            =  € 120.000

Bedrijfskosten  =  30.000 + 25.000 =  €   55.000      

                                                                            ------------- -   

NETTOWINST                                             =  €   65.000

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Btw (en Consumentenprijs)
  • Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag.
  • Dit is het bedrag dat ik als bedrijf ontvang ZONDER btw.
  • Consumentenprijs = verkoopprijs + btw.
  • Dit is het bedrag wat ik als bedrijf ontvang MET btw.
  • Bedrijven moeten de btw afstaan aan de overheid, dus zij houden alleen de verkoopprijs over.

Slide 14 - Slide

De Btw-tarieven

Het Btw-bedrag wordt berekend met het Btw-percentage (tarief).

Het btw-percentage bij artikelen voor basisbehoeften zoals eten en drinken is 9%.

Het Btw-percentage voor luxe goederen is 21% 

Slide 15 - Slide

Consumentenprijs berekenen
Inkoopprijs
Brutowinst +
-----------------------
 = verkoopprijs 
BTW + 
------------------------
= Consumentenprijs
extra uitleg via whiteboard

Slide 16 - Slide

Consumentenprijs
Verkoopprijs + BTW= consumentenprijs

Voorbeeld:
Verkoopprijs = €11,40
BTW= 21%

Dus: Consumentenprijs is 11,40 x 1,21 = €13,79

Slide 17 - Slide

Van verkoopprijs naar consumentenprijs
De verkoopprijs van een jas is € 125,00.
De btw is 21%.

De consumentenprijs (wat betaal je in de winkel):
€125,00 : 100 x 21 en dat tel je bij de €125,00 op OF €125,00 : 100 x 121

€ 125,00 : 100 x 21 = € 26,25
€ 125,00 + € 26,25 = € 151,25

Slide 18 - Slide

Terugrekenen van consumentenprijs naar verkoopprijs

De consumentenprijs van een product is € 159,95.
De btw is 21%.

De verkoopprijs:
€ 159,95 : 121 x 100 = € 132,19

Slide 19 - Slide