This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.
Items in this lesson
Les 2 fase van water
Slide 1 - Slide
leerdoelen
3.2.1 Je kunt de drie fasen van water benoemen.
3.2.2 Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water bevriest (stolt) of ijs smelt.
3.2.3 Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water verdampt of condenseert.
3.2.4 Je kunt beschrijven wat stoom is.
Slide 2 - Slide
fase
We hebben geleerd dat stoffen in verschillende fase kunnen voorkomen.
Denk Hierbij aan vaste stoffen, vloeibare stoffen en gassen.
Slide 3 - Slide
Vloeibaar
Vast
Gas
Waterdamp
ijs
water
Slide 4 - Drag question
vloeibaar
water komt voor als vloeibare vorm als de vloeistof water.
Slide 5 - Slide
Vast
Water komt voor in vaste vorm als ijs.
Bij tempraturen onder de 0 graden Celsius houden de moleculen van water elkaar vast.
Slide 6 - Slide
stollen en bevriezen
Voor de overgang van vloeistof naar vaste stof bestaan twee woorden: stollen en bevriezen.
Als een vloeistof vast wordt bij een temperatuur van 0 °C of lager, noem je dat ‘bevriezen’. Als hetzelfde gebeurt bij een hogere temperatuur, gebruik je het woord ‘stollen’.
Slide 7 - Slide
gas
Water komt voor in gas vorm als waterdamp.
Waterdamp kan je niet zien.
Als je uitademt zitten er in je adem kleine waterdruppels. Als je tegen een ruit ademt kan je dit zien omdat het gas afkoelt en vloeibaar wordt.
Slide 8 - Slide
Verdampen
Als na een regenbui de zon schijnt, zijn de straten al gauw weer droog.
Dat komt doordat het regenwater bij warm weer snel verdampt. Zichtbaar water wordt onzichtbare waterdamp.
Slide 9 - Slide
Condenseren
Als warme lucht ’s nachts afkoelt tegen een koud voorwerp, condenseert de waterdamp die in de lucht zit.
Onzichtbare waterdamp wordt zichtbaar water. Dat zichtbare water noem je dauw.
Slide 10 - Slide
stoom
Als je water kookt, ontstaat er ook waterdamp. De damp van kokend water noem je stoom.
Waterdamp en stoom kun je niet zien.
Maar stoom die afkoelt in de lucht, verandert in heel kleine druppeltjes.