Paragraaf 3.2 - Fasen van water

3.2 Fasen van water
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

3.2 Fasen van water

Slide 1 - Slide

Introductie
Water is een vloeistof. Maar water kan ook vast zijn. Dan noem je het ijs. Water kan ook verdampen. Dan wordt het een gas.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Vloeibaar, vast en gas

 Water zie je meestal als vloeistof. Denk maar aan het water uit de kraan (afbeelding 1). Ook het water in rivieren en de regen uit de lucht zijn water in vloeibare toestand.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Vast

 In de winter vriest het. Dan verandert water in ijs. Vloeibaar water wordt een vaste stof. IJs is de vaste toestand van water (afbeelding 2).

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Gas

Adem je uit in de kou, dan zie je soms een wolkje (afbeelding 3). Dat komt doordat er waterdamp in je adem zit. Waterdamp is water in gasvormige toestand. Waterdamp kun je niet zien. Maar door de kou verandert de waterdamp in je adem in hele kleine druppeltjes. Die kleine druppeltjes zie je als een wolkje.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Drie fasen

Water ken je in drie toestanden: ijs, water en waterdamp. Die verschillende toestanden van water noem je fasen. Er zijn drie fasen:
de vaste fase;
de vloeibare fase;
de gasvormige fase.

Slide 10 - Slide

Smelten en stollen

Een stof kan veranderen van de ene fase in de andere fase. Je begint met water van 0 °C. Ga je dit water afkoelen, dan wordt het ijs. Als een stof verandert van vloeibaar naar vast, noem je dat stollen (afbeelding 5). Bij water noem je stollen ook wel bevriezen.

Als je ijs van 0 °C verwarmt, dan wordt het weer water. Het ijs smelt. Veranderen van vast naar vloeibaar noem je smelten (afbeelding 6).


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Fase-overgangen

Smelten en stollen zijn fase-overgangen. Bij een fase-overgang verandert de fase van een stof:

  • stollen: de stof gaat van vloeibaar naar vast (water wordt ijs);
  • smelten: de stof gaat van vast naar vloeibaar (ijs wordt water).



Slide 14 - Slide

Verdampen en condenseren

Als je een natte handdoek op de radiator van de verwarming legt, dan verdampt het water. Het water wordt waterdamp en gaat uit de handdoek. De handdoek wordt droog. Dit veranderen van vloeibaar naar gas noem je verdampen. Waterdamp is een gas. Waterdamp kun je niet zien.

Water verdampt bij elke temperatuur. Maar als het warmer is, verdampt water sneller. Daarom leg je natte spullen op de verwarming om ze sneller te drogen. ratuur. Maar als het warmer is, dan gaat het verdampen sneller. Daarom leg je natte spullen op de verwarming om ze sneller te drogen.




Slide 15 - Slide

Als je water kookt, ontstaat er ook waterdamp. De damp van kokend water noem je stoom. Waterdamp en stoom kun je niet zien. Maar stoom die afkoelt in de lucht, verandert in heel kleine druppeltjes. Die druppeltjes kun je wel zien (afbeelding 8). Je ziet dan een wolkje.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Condenseren

Als waterdamp genoeg afkoelt, ontstaat er weer water. Het gas wordt weer een vloeistof. Dit veranderen van gas naar vloeibaar noem je condenseren. De stoom uit de fluitketel condenseert in de lucht. Dat komt doordat de lucht kouder is dan de stoom. Je ziet een wolkje. Dat wolkje bestaat uit heel kleine druppeltjes water.

Soms zie je dat ramen beslaan. Er komen heel kleine druppeltjes water op het raam. Dat is waterdamp uit de lucht, die condenseert op het koude raam. Je kunt er een tekening in maken met je vinger (afbeelding 9).





Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Fase-overgangen

In afbeelding 10 zie je de vier fase-overgangen van water nog eens samengevat.
Bij water zeg je meestal niet stollen, maar bevriezen.





Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide