AHG2 bezittelijk voornaamwoord

Bonjour!
                                                                                            Programme
Bezittelijk vnw
bez vnw oefenen
Leren
Volgende les: herhaling chapitre 1
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bonjour!
                                                                                            Programme
Bezittelijk vnw
bez vnw oefenen
Leren
Volgende les: herhaling chapitre 1

Slide 1 - Slide

Leerdoel: 
1) aan het einde van de les herken ik het bezittelijk voornaamwoord in een Franse zin EN
2)  kan ik een zin maken met het bezittelijk voornaamwoord in het Frans

Slide 2 - Slide

Weet je nog?

Slide 3 - Slide

Even oefenen!
Ga naar quizziz.com

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

CH1 bron H: het bezittelijk voornaamwoord (1)






Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 
De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.  
BV: Max is mijn broer - Max est mon frère (m.ev)

Slide 6 - Slide

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Slide

Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk is en begint met een klinker of een stomme h, dan gebruik je:
mon, ton, son 
Voorbeeld:
une école
mon école

dit komt omdat het dan beter uit te spreken is!

Slide 8 - Slide

Oefenen/ maken (p. 46-48)
Tu vas faire les exercices:
30 a,b (goed doorlezen) en 30 e.
31 a,b,d
33- hier maak je een woordweb, met woorden +het bezittelijk vnw die te maken hebben met "mes vacances". Gebruik de voca van p. 50-51.
Klaar? Leren voor de toets (p. 50, 51, 52,53)

timer
15:00

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Exit-ticket
Maak een zin met het bezittelijk voornaamwoord "votre"

Slide 11 - Open question

C'est ... père.
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 12 - Quiz

(hun) ... plage (v)
A
leurs
B
notre
C
votre
D
leur

Slide 13 - Quiz

(hun) ... chats sont très mignons.
A
vos
B
nos
C
leur
D
leurs

Slide 14 - Quiz

onze ouders
A
vos parents
B
ses parents
C
leurs parents
D
nos parents

Slide 15 - Quiz

mijn vriend
A
mon ami
B
mes ami
C
ma ami

Slide 16 - Quiz

mijn vriendin
A
mon amie
B
mes amie
C
ma amie

Slide 17 - Quiz

jouw tafel
A
ton table
B
tes tables
C
ta table

Slide 18 - Quiz

haar stoel
A
son chaise
B
ses chaises
C
sa chaise

Slide 19 - Quiz

zijn stoel
A
son chaise
B
ses chaises
C
sa chaise

Slide 20 - Quiz

haar kast ( v)
A
son armoire
B
ses armoires
C
sa armoire

Slide 21 - Quiz

uw bed

A
votre lit
B
vos lits
C
notre lit
D
nos lits

Slide 22 - Quiz

hun keukens
A
nos cuisines
B
leur cuisine
C
vos cuisines
D
leurs cuisines

Slide 23 - Quiz

haar tuin ( m)
A
son jardin
B
ses jardins
C
sa jardin

Slide 24 - Quiz