Werkwoorden in vijf tijden

Werkwoorden in vijf tijden
1 / 17
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Werkwoorden in vijf tijden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van deze les kan je de regelmatige Franse werkwoorden toepassen in vijf tijden: de présent, de passé composé, de imparfait, de futur en de futur du passé.

Slide 2 - Slide

Vertel de leerlingen wat ze kunnen verwachten van deze les en wat het leerdoel is.
Wat weet je al over Franse werkwoorden?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Presentatie
Bekijk de presentatie over de vijf Franse werkwoordstijden.

Slide 4 - Slide

Laat de leerlingen de presentatie bekijken en stel eventueel vragen om te checken of ze de informatie begrijpen.
Présent
Dit is de tegenwoordige tijd. Gebruik de stam van het werkwoord en voeg een uitgang toe. Bijvoorbeeld: Je parle (ik spreek).

Slide 5 - Slide

Laat de leerlingen oefenen met werkwoorden in de présent.
Passé composé
Dit is de verleden tijd. Gebruik de hulpwerkwoorden être of avoir en voeg het voltooid deelwoord toe. Bijvoorbeeld: J'ai parlé (ik heb gesproken).

Slide 6 - Slide

Laat de leerlingen oefenen met werkwoorden in de passé composé.
Imparfait
Dit is de onvoltooid verleden tijd. Gebruik de stam van het werkwoord en voeg een uitgang toe. Bijvoorbeeld: Je parlais (ik sprak).

Slide 7 - Slide

Laat de leerlingen oefenen met werkwoorden in de imparfait.
Futur
Dit is de toekomende tijd. Gebruik de infinitief van het werkwoord en voeg een uitgang toe. Bijvoorbeeld: Je parlerai (ik zal spreken).

Slide 8 - Slide

Laat de leerlingen oefenen met werkwoorden in de futur.
Futur du passé
Dit is de toekomende verleden tijd. Gebruik de hulpwerkwoorden être of avoir in de imparfait en voeg het voltooid deelwoord toe. Bijvoorbeeld: J'aurais parlé (ik zou gesproken hebben).

Slide 9 - Slide

Laat de leerlingen oefenen met werkwoorden in de futur du passé.
Zinnen
Maak zinnen met de werkwoorden in verschillende tijden. Bijvoorbeeld: Je parle français. J'ai parlé avec mon ami. Je parlais souvent avec elle. Je parlerai demain. J'aurais parlé si j'avais eu le temps.

Slide 10 - Slide

Laat de leerlingen oefenen met het maken van zinnen met de werkwoorden in verschillende tijden.
Quiz
Doe de quiz om te kijken of je de werkwoorden in de vijf tijden begrijpt.

Slide 11 - Slide

Laat de leerlingen individueel of in groepjes de quiz maken om hun kennis te testen.
Herhaling
Herhaal de vijf werkwoordstijden en laat de leerlingen oefenen met het vervoegen van werkwoorden.

Slide 12 - Slide

Neem de tijd om de vijf werkwoordstijden nogmaals door te nemen en geef de leerlingen de kans om hun kennis toe te passen.
Evaluatie
Evalueer wat je hebt geleerd over Franse werkwoorden in vijf tijden.

Slide 13 - Slide

Laat de leerlingen reflecteren op wat ze hebben geleerd en stel eventueel vragen om te zien of ze de informatie begrijpen.
Bronnen
Bekijk de bronnen voor meer informatie over Franse werkwoorden.

Slide 14 - Slide

Geef de leerlingen bronnen om thuis verder te leren over Franse werkwoorden en moedig ze aan om hun kennis buiten de klas uit te breiden.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 15 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 16 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 17 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.