H. 19 Overtuigen
Standpunt: mening/ visie/ opvatting/ stelling/ claim.
Argumenten: ondersteunen je standpunt
- omdat, want, aangezien, immers
Argumentatie/ betoog/ redenering: alle argumenten bij elkaar.
Feitelijke uitspraak: je kan controleren of het waar is of onwaar.
Waarderende uitspraak: oordeel van wat goed, slecht, mooi of lelijk is. Kun je niet controleren.