Cursus 7 Spelling § 3 Meervouden

Cursus 7 Spelling §3
Meervoud
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Cursus 7 Spelling §3
Meervoud

Slide 1 - Slide

Programma

  • §3 Meervouden (blz. 248) theorie
  • Samen oefenen
  • Maken opdracht 1 t/m 10 (blz. 249 en 250)

Slide 2 - Slide

1. MEERVOUD op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten

lamp + en = lampen

boer + en = boeren

dans + en = dansen

lot + en = loten

Slide 3 - Slide

MEERVOUDEN

Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en


lamp - lampen

mes - messen

weg - wegen

kaas - kazen

Bekijk het volgende filmpje

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

2. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,

want je hoort een korte klank

klas + s + en = klassen

bak + k + en = bakken

bed + d + en = bedden

Slide 6 - Slide

3. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,

want je hoort een lange klank

schaar - a + en = scharen

been - e + en = benen

sloot - o + en = sloten

Slide 7 - Slide

4. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v

raaf + f/v + en = raven

brief + f/v + en = brieven

golf + f/v + en = golven

Slide 8 - Slide

5. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 9 - Slide

6. MEERVOUD op -ën

Bij woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon)

fee = feeën

knie = knieën

bacterie = bacteriën

industrie = industrieën

Slide 10 - Slide

Samenvatting
- en achter het enkelvoud
- soms een aanpassing doen:
    - klinker weghalen (ramen)
    - medeklinker erbij (trappen)
    - s -> z (huizen)
    - f -> v (golven)
    - combinatie (bazen)
enkelvoud op ie of ee:
- klemtoon op ie/ee 
= +ën
- klemtoon niet op ie/ee = +¨n

Slide 11 - Slide

Meervouden op -s
vaste -s
's (apostrof)
- na een medeklinker
(bezems, ladders)
- na een e
(cafés, tantes)
- na 2-3 klinkers die 1 lettergreep vormen
(etuis, cadeaus)
- na a, i, o, u, y
(pyjama's, solo's)
- na afkortingen
(wc's, pc's)

Slide 12 - Slide

Meervoud -s of -'s
A
ballerina's
B
ballerinaas

Slide 13 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
babys
B
baby's

Slide 14 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
garages
B
garage's

Slide 15 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
pianos
B
piano's

Slide 16 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
dictees
B
dictee's

Slide 17 - Quiz

Aan de slag
Maken in online boek opdracht 1 t/m 5

Slide 18 - Slide

Meervoud -s of -'s
A
pasfoto's
B
pasfotoos

Slide 19 - Quiz

Wat is het meervoud van
OLIFANT
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten

Slide 20 - Quiz

Wat is het meervoud van
KAAS
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 21 - Quiz

Wat is het meervoud van
KOEKENPAN
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 22 - Quiz

Wat is het meervoud van
mees
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 23 - Quiz

Wat is het meervoud van
kip
A
kippen
B
kipen
C
kipjes
D
kippetjes

Slide 24 - Quiz

Waar ligt de klemtoon?
genie
A
ge
B
nie

Slide 25 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
genie

Slide 26 - Open question

Waar ligt de klemtoon?
melodie
A
me
B
lo
C
die

Slide 27 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
melodie

Slide 28 - Open question

Waar ligt de klemtoon?
ceremonie
A
ce
B
re
C
mo
D
nie

Slide 29 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
ceremonie

Slide 30 - Open question

ENKELVOUD EN MEERVOUD

Zelfstandige naamwoorden kunnen in het

enkelvoud en in het meervoud staan


enkelvoud = één stoel en één bank

meervoud = twee stoelen en twee banken

Slide 31 - Slide

Huiswerk
Maken opdracht 1 t/m 10 (blz. 249 en 250)

Slide 32 - Slide