This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
welkom
uitleg meervoudsvormen
Quizje
Afsluiting
Slide 1 - Slide
Lesdoelen:
Aan het einde van deze les...
kun je meervouden die eindigen op -en, -ee, -ie correct spellen.
kun je werkwoorden met -au en -ou correct spellen.
Slide 2 - Slide
MEERVOUDEN
Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en
lamp - lampen
mes - messen
weg - wegen
kaas - kazen
Slide 3 - Slide
1. MEERVOUD op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten
lamp + en = lampen
boer + en = boeren
dans + en = dansen
lot + en = loten
Slide 4 - Slide
3. MEERVOUD op -en
Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,
want je hoort een lange klank
schaar - a + en = scharen
been - e + en = benen
sloot - o + en = sloten
Slide 5 - Slide
2. MEERVOUD op -en
Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,
want je hoort een korte klank
klas + s + en = klassen
bak + k + en = bakken
bed + d + en = bedden
Slide 6 - Slide
5. MEERVOUD op -en
Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z
baas + s/z + en = bazen
huis + s/z + en = huizen
mees + s/z + en = mezen
Slide 7 - Slide
4. MEERVOUD op -en
Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v
raaf + f/v + en = raven
brief + f/v + en = brieven
golf + f/v + en = golven
Slide 8 - Slide
6. MEERVOUD op -ën
Bij woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon)
fee = feeën
knie = knieën
bacterie = bacteriën
porie = poriën
Slide 9 - Slide
Wat? De quiz gaat als volgt: De leerlingen loggen in op LessonUp. De code om in te loggen zet ik op het bord. Als iedereen is ingelogd, start ik de quiz.
Hoe? Laptop
Hulp? In tweetallen. Voor vragen benader de docent.
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Je hebt nu geoefend met verschillende meervoudsvormen.
Klaar? Maak opdracht 5 uit je boek Nieuw Nederlands.
Slide 10 - Slide
Wat is het meervoud van OLIFANT
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten
Slide 11 - Quiz
Wat is het meervoud van KAAS
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen
Slide 12 - Quiz
Wat is het meervoud van KOEKENPAN
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen
Slide 13 - Quiz
Wat is het meervoud van mees
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen
Slide 14 - Quiz
Wat is het meervoud van kip
A
kippen
B
kipen
C
kipjes
D
kippetjes
Slide 15 - Quiz
Waar ligt de klemtoon? genie
A
ge
B
nie
Slide 16 - Quiz
Hoe schrijf je het meervoud van genie
Slide 17 - Open question
Waar ligt de klemtoon? melodie
A
me
B
lo
C
die
Slide 18 - Quiz
Hoe schrijf je het meervoud van melodie
Slide 19 - Open question
Waar ligt de klemtoon? ceremonie
A
ce
B
re
C
mo
D
nie
Slide 20 - Quiz
Hoe schrijf je het meervoud van ceremonie
Slide 21 - Open question
Werkwoorden met -au en -ou
Behoren tot de weetwoorden: kwestie van oefenen en onthauden!
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
je leert over meervouden op -en, -ee, -ie
Wat? Leren theorie blz. 94 meervoudsvormen en maak opdracht 5
Hoe? Zelfstandig of in tweetallen
Hulp? Stel vragen aan de docent als nodig is.
Tijd? 10 minuten
Uitkomst? Je hebt nu geoefend met meervouden op -en, -ee, -ie en werkwoorden met -au en -ou
Klaar? Schrijf op de post-its 1 tip en 1 top over deze les.
Slide 24 - Slide
Afsluiting
Bedankt voor je inzet!
Pak in stilte je spullen in en tot de volgende les!