Les 12: Gedrag- en leerstoornissen/ EHBO op de basisschool

Les 12 Gedrag- leerstoornis/ EHBO

1 / 48
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Les 12 Gedrag- leerstoornis/ EHBO

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Lesdoelen: Aan het einde van de les weet de leerling:
- Welke Leer- en gedragsstoornissen er zijn
- Hoe om te gaan met emoties
- EHBO: Hoe te handelen bij: 
  •  Een bloedneus
  •  Een wespensteek
  •  Een splinter verwijderen 
  •  Een vinger tussen de deur 


Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag
Wat gaan we doen:
1. Werkveld basisonderwijs bespreken
2. Verdieping in de doelgroep: leer- en gedragsstoornis
3. Ehbo oefeningen: bloedneus, splinter verwijderen en vinger tussen de deur
4. Telefoongesprek oefenen

Slide 3 - Slide

Het werkveld: de basisschool
Filmpje : Een lesdag uit het leven van een juf

-Doelgroep: Leeftijd leerlingen tussen de 4 en 12 jaar
-Basisvakken: lezen, schrijven, rekenen, wereldoriëntatie en gymnastiek
Ze leren hoe ze moeten samenwerken, zichzelf presenteren en hoe ze hun eigen talent kunnen ontdekken.
- Leerkracht (HBO opleiding)
- Onderwijsassistent (MBO niv. 4) je helpt bij de voorbereiding van de lessen en voert soms onderdelen van het onderwijsprogramma uit. Je begeleidt leerlingen, bent aanwezig bij overleggen. Naast administratieve taken kun je ook verzorgende taken uitvoeren.

Slide 4 - Slide

Terug naar je eigen basisschool:
Maak opdracht 1 in de methode (blok 4 Mens en Zorg - De leerlingen van groep 5)

Slide 5 - Slide

De Oranjeschool
Je loopt stage op: De Oranjeschool
De Oranjeschool is een van de vier basisscholen in de gemeente Veenrand. Het is een middelgrote school met 155 leerlingen en acht leerkrachten.

In de school zijn ze bezig met het opzetten van passend onderwijs. Dat wil zeggen dat een plan gemaakt wordt voor iedere leerling met een leer- en/of gedragsstoornis. De docenten overleggen veel over de aanpak en omgang met de verschillende leer- en gedragsstoornissen. Het is daarbij belangrijk dat je weet wat elke stoornis inhoudt.

Jij loopt deze week stage bij meester Henk in groep 5. In groep 5 zitten 27 leerlingen: 17 meisjes en 10 jongens. In iedere klas zitten leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Ook meester Henk moet zijn aandacht goed verdelen over de leerlingen. Jij gaat hem daarbij ondersteunen!

Slide 6 - Slide

Wat is een leerstoornissen:
We spreken over ‘leerstoornissen’ als kinderen met een "normale intelligentie": ernstige en hardnekkige problemen ondervinden bij lezen, spellen of rekenen, zónder dat er sprake is van een reden zoals:

een onderliggend medisch probleem, bijvoorbeeld niet goed kunnen zien;
omgevingsfactoren, bijvoorbeeld een verandering van school.

Slide 7 - Slide

De leerstoornissen:
Dyslexie




Dyscalculie

Slide 8 - Slide

Wat is een gedragsstoornis?
Als een kind of een jongere minimaal 6 maanden lang bv: opstandig, negatief, vijandig en zelfs gewelddadig gedrag vertoont wordt dit gedefinieerd als een gedragsstoornis. 

Soorten gedragsstoornissen zijn:
- ADHD (kan gedragproblemen vertonen)
- ASS (autismespectrumstoornis). (kan gedragproblemen vertonen)

Slide 9 - Slide

Voorbeelden van Gedragsstoornissen
ADHD: Attention Deficit Hyperactivity Disorder

Slide 10 - Slide

Kenmerken: ADHD
Kenmerken ADHD:
  • moeite met aandacht en concentratie 
  • zijn vaak hyperactief: ze zijn vaak in beweging. Stilzitten kost energie
  • ze zijn vaak impulsief (ze doen, voordat ze denken. Ze kunnen de gevolgen van hun gedrag vaak niet overzien)/ hebben geen rem op hun gedrag.

Slide 11 - Slide

Tips omgaan met ADHD
Tips:
  • volg gestelde regels consequent. Beloon of straf meteen. 
  • Geef veel individuele aandacht. (zonder dat er anderen bij zijn)
  • Maak bij vrije situaties (pauze, uitstapje) vóóraf goede afspraken
  • Ga om te beginnen uit van de sterke kanten van deze kinderen. Sluit aan bij hun goede eigenschappen.

Slide 12 - Slide

Tips omgaan met ADHD
Tips:
  • volg gestelde regels consequent. Beloon of straf meteen. 
  • Geef veel individuele aandacht. (zonder dat er anderen bij zijn)
  • Maak bij vrije situaties (pauze, uitstapje) vóóraf goede afspraken
  • Ga om te beginnen uit van de sterke kanten van deze kinderen. Sluit aan bij hun goede eigenschappen.

Slide 13 - Slide

Autisme spectrum stoornis (ASS)

Autisme: 




PDD-NOS:  De term PDD-NOS wordt niet meer gebruikt in de medische wereld, omdat er zoveel overeenkomsten zijn met autisme dat het onderscheid niet goed te maken is. 
Met PDD-NOS werd vroeger een groep kinderen bedoeld die wel kenmerken heeft van het autisme, maar niet genoeg om deze diagnose te krijgen.

Slide 14 - Slide

Opdrachten
1. We lezen samen opdracht 2.1 door. (Je eerste stagedag groep 5 in Classroom)
2. Maak opdracht 2 .2 Je eerste stagedag in groep 5
  • Irma: PDD-NOS
  • Joost: Dyslectisch
  • Bram: Dyscalculie
  • Dylan: ADHD
  • Maria: Hoogbegaafd
  • Aleksander: Spreekt nog niet zo goed Nederlands omdat hij nog niet zo lang geleden vanuit Polen naar Nederland is verhuisd.
3. Samen nakijken


Slide 15 - Slide

sociale en communicatieve problemen/ moeite met non-verbale signalen en veranderingen
A
Deze beschrijving hoort bij dyslexie
B
Deze beschrijving hoort bij PDD-NOS
C
Deze beschrijving hoort bij ADD
D
Deze beschrijving hoort bij dyscalculie

Slide 16 - Quiz

Autisme
A
gedragsstoornis
B
leerstoornis

Slide 17 - Quiz

Om welke stoornis gaat het hier?
David heeft moeite zich te concentreren, hij beweegt veel
A
ADHD
B
Autisme
C
PDD-NOS
D
Dyslexie

Slide 18 - Quiz

Welke van de volgende voorbeelden is een leerstoornis?
A
ADD
B
PDD-NOS
C
ADHD
D
dyscalculie

Slide 19 - Quiz

Om welke stoornis gaat het hier?
Linda heeft moeite met klokkijken en rekenen.
A
Dyslexie
B
Dyscalcullie
C
ADHD
D
PDD-NOS

Slide 20 - Quiz

Moeite hebben met aandacht en concentratie/ hyperactief/ impulsief
A
Deze beschrijving hoort bij dyslexie
B
Deze beschrijving hoort bij ADHD
C
Deze beschrijving hoort bij ADD
D
Deze beschrijving hoort bij PDD-NOS

Slide 21 - Quiz

Omgaan met Emoties:
Elke persoon gaat anders om met emoties. Een aantal kinderen uit jouw stageklas heeft daar meer moeite mee dan andere kinderen. Ze zijn vaker gefrustreerd of boos en kunnen moeilijk met deze gevoelens omgaan. Ook vinden deze kinderen het moeilijk om over hun gevoelens te praten.

Slide 22 - Slide

Opdracht 6: Help Dylan te kalmeren
Wedstrijdjes doen tijdens de gymles is leuk. Vooral als je wint. Maar verliezen is minder leuk! Dylan kan heel boos worden als hij verliest. Hij is snel gefrustreerd als iets niet lukt. Hij wordt dan heel druk in zijn hoofd en reageert agressief op zijn klasgenoten. 

Je kunt iemand pas goed helpen als je jezelf kunt inleven in de ander. Je weet dan beter wat je kunt zeggen of doen om de ander te kalmeren.

Jij gaat met Dylan naar de kleedruimte om hem te kalmeren...

Slide 23 - Slide

Opdracht 6: Help Dylan te kalmeren
1) Maak opdracht 6.1 in de methode (blok 4: omgaan met emoties)


2) Waarmee heeft Dylan precies moeite?


3) Welke tips kun je gebruiken om Dylan te helpen:?



Slide 24 - Slide

Tips om Dylan te kalmeren:
  1. Vertel Dylan dat hij goed is in gym en dat je het fijn vindt dat hij zo zijn best doet.
  2. Vraag aan Dylan hoe hij zich voelt. Vraag hem daarna waarom hij zich zo voelt.
  3. Maak afspraken over het gedrag van Dylan.
  4. Spreek een stopteken af zodat je Dylan onopvallend kan herinneren aan deze afspraken.
  5. Leer Dylan weg te lopen uit moeilijk situaties, voordat hij agressief wordt.

Empathie: Voelt Dylan zich begrepen? (hoe laat jij hem voelen dat jij begrip hebt voor zijn gevoel?




Slide 25 - Slide

EHBO

Slide 26 - Slide

Opdracht 3 Handhygiene
Waarom is handhygiene belangrijk?
Maak opdracht 3.1 en 3.2  in de methode (Schone handen)
Lees voor je begint de theorie goed door!

(deze stappen zijn niet alleen belangrijk voor de leerlingen maar deze moet jij dus ook doorlopen als jij EHBO toepast!)


Slide 27 - Slide

Help.. een bloedneus, een splinter, een wesp en een vinger tussen de deur!!
Tijdens de pauze kan er van alles gebeuren op het schoolplein.
Jij als juf/ meester of als onderwijsassistent helpt het kind wanneer er iets is gebeurd. Bijvoorbeeld bij een.....
- bloedneus
- een splinter
- wespensteek


Slide 28 - Slide

Bloedneus

Hoe ontstaat een bloedneus:
  • Spontane bloeding
  • Bloeding door trauma
  • Bloeding door neuspeuteren

Slide 29 - Slide

Filmpje wat te doen bij een bloedneus 

Slide 30 - Slide

Bloedneus behandelen
1. Ga zitten met zijn hoofd iets voorover(schrijfhouding). 
2. Een keer voorzichtig snuiten, zodat er geen bloedstolsels meer in de neus zitten. (Niet bij trauma/ ongeluk)
3. Knijp  ongeveer 10 minuten de neus dicht. Dit doe je net onder het neusbeen met duim en wijsvinger. 
4. Herhaal indien niet gestopt is (10 min)
5. Mocht het dan niet gestopt zijn, huisarts bellen

Slide 31 - Slide

Opdracht 4 Ongelukje tijdens de gymles
De kinderen hockeyen fanatiek. Maar wat is het lastig om de hockeystick laag bij de grond te houden… Bram is zo fanatiek dat hij vergeet zijn hockeystick laag te houden. Helaas raakte hij niet de bal, maar wel de neus van Aleksander. Aleksander begint hard te huilen, het bloed drupt uit zijn neus. Wat kun jij doen?

Maak opdracht 4: (ongelukje tijdens de gymles in de methode) 

Slide 32 - Slide

               Wat te doen bij een splinter?

Slide 33 - Slide

Wat te doen bij een wespensteek

Slide 34 - Slide

Oefenen Praktijk
Groepjes van 2/ 3 oefenen:
- Bloedneus
- Splinter verwijderen

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Hoe handel je bij een bloedneus?
A
Het hoofd naar achter, altijd snuiten en de neus 10 min dichtknijpen
B
Hoofd naar voor direct 112 bellen
C
Hoofd naar voren buigen, 2 keer 10 min dichtknijpen, niet snuiten indien de neus waarschijnlijk gebroken is
D
Hoofd naar voor, 2 keer 10 min dichtknijpen, watten in de neus tegen bloeden.

Slide 37 - Quiz

Wat is er fout?
Als iemand een bloedneus heeft dan...
A
laat je hem zitten in schrijfhouding
B
knijp je zijn neus 10 minuten dicht onder het tussenschot
C
als het bloeden stopt laat je hem zachtjes snuiten
D
moet je hem eerst gerust stellen

Slide 38 - Quiz

Wat is er fout?
Als iemand een bloedneus heeft dan...
A
laat je hem zitten in schrijfhouding
B
knijp je zijn neus 10 minuten dicht onder het tussenschot
C
als het bloeden stopt laat je hem zachtjes snuiten
D
moet je hem eerst gerust stellen

Slide 39 - Quiz

Als iemand een bloedneus heeft doordat hij zijn neus heeft gestoten moet hij eerst zijn neus goed snuiten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quiz

Wat van onderstaande antwoorden doe je NIET bij een bloedneus?
A
Huisarts bellen als na 2x 10 min nog steeds de neus bloedt
B
10 minuten dichtknijpen
C
Handschoenen aantrekken
D
Hoofd achterover houden

Slide 41 - Quiz

Bij een bloedneus kan er maar bloed komen uit één neusgat
A
waar
B
niet waar

Slide 42 - Quiz

Hoe lang moet iemand zijn neus dichtknijpen bij een bloedneus?
A
2 minuten
B
10 minuten
C
5 minuten
D
7 minuten

Slide 43 - Quiz

Waar houd je de neus vast bij het stoppen van een bloedneus?
A
In de neusgaten
B
Bij het neusbeen
C
Bij de neusvleugels
D
Onder het neusbeen

Slide 44 - Quiz

Een splinter verwijder je met een
A
Naald
B
Pincet

Slide 45 - Quiz

Marian veegt de tafel schoon met
een vaatdoekje. Ze schrikt als ze
een flinke splinter in haar hand
heeft. Wat ga je doen om haar
te helpen?
A
zo snel mogelijk spoelen en met een pincet verwijderen
B
spoelen, splinter laten zitten en huisarts bellen voor advies
C
handschoenen aan, splinter verwijderen met een pincet en dan spoelen

Slide 46 - Quiz

Wanneer wordt de Epipen gebruikt?
A
bij levensbedreigende acute allergie
B
bij een speciale toets
C
bij een bedreigende allergie voor noten, wespen- of bijensteek
D
bij een tekort aan vit. B

Slide 47 - Quiz

Wat heb je allemaal geleerd?
Heb je alle opdrachten gemaakt?
Heb je de praktijk goed geoefend?
Heb je de begrippenlijst aangevuld?

Wat vond je van deze les?

                                               Tot de volgende keer!

Slide 48 - Slide