Oefentoets hoofdstuk 1

4 MAVO
Hoofdstuk 1 
Verdien je genoeg?
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

4 MAVO
Hoofdstuk 1 
Verdien je genoeg?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Bouwstenen
Respect, we gaan respectvol met elkaar om. Luisteren naar elkaar
Bij binnenkomst boeken op tafel, tas op de grond.
Klassenplattegrond 2 aan 2 geen U-vorm
Uitleg max. 10-15 minuten, tijdens de uitleg stil zijn.
Huiswerk maken mag met oortjes in en je mag overleggen
Ongewenst gedrag 1 x waarschuwen daana klaar.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Voor mij te regelen voor jullie
PTA & planning in Som 

Powerpoint van LessonUp proberen in Som te zetten.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen

  • 1e uur Bespreken Oefentoets Hoofdstuk 1
  • Theorie herhalen
  • Kahoot




Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen
Lokaal 05
  • 2e uur  maken de Diagnostische toets van hoofdstuk 2 maken.
  • In te loggen via SOM / leermiddelen / Pincode 6e editie Noordhoff 4 vmbo/ Hoofdstuk 2 / Opdrachten /Diagnostische toets  hoofdstuk 2. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Primaire behoeften
Heb je nodig om te (over)leven.

Voorbeelden: voeding, kleding en woonruimte.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Secundaire behoeften
De behoefte aan luxe goederen.

Voorbeelden: smartphone, computer, auto, vakantie.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Middelen die nodig zijn om behoeften te vervullen:
  • Tijd
  • Geld
  • Bezittingen

Deze middelen zijn beperkt, dat noem je schaarste. Je moet als consument keuzes maken. Je moet prioriteiten stellen (bepalen wat je belangrijk vindt).

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Schaarste

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Vrije goederen
Vrije goederen zijn tegenovergesteld aan schaarse goederen. Iedereen mag er gebruik van maken, zonder er voor te hoeven betalen.

Voorbeelden: zonlicht, wind, zeewater.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Marketinginstrumenten
Voor de marketing hebben ondernemers marketinginstrumenten nodig, dit noem je de marketingmix en deze bestaat uit 6 p's.

De 6 P's staan voor: 
Product, Prijs, Plaats, Promotie, Personeel en Presentatie.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Nog 2 p’s in de marketingmix

Naast prijs, plaats, promotie, en product zijn er nog 2 marketinginstrumenten:

> personeel

> presentatie.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Doelgroep:
een groep consumenten voor wie een product of boodschap bedoeld is.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Welvaart & welzijn

Welvaart
In hoeverre je met je middelen (tijd en geld) in je behoeften kunt voorzien.

Iemand die erg rijk is heeft een hoge welvaart. Hij kan veel meer in zijn behoeften voorzien dan iemand die arm is.
Welzijn
Hoe gelukkig en tevreden ben je met je leven?
Toename welvaart
1. Kopen van goederen & diensten
2. Zelfvoorziening
3. Collectieve voorzieningen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Welvaart
BBP per hoofd =
gemiddeld inkomen per inwoner per jaar

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Nationaal inkomen
De optelsom van alle inkomens uit arbeid en bezit (zoals loon, rente, huur, pacht).

Wat zegt dit? Je kunt pas vergelijken met andere landen als je het inkomen per hoofd van de bevolking weet.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Inkomen per hoofd van de bevolking

Voorbeeldsom:

  • Nationaal inkomen van Alvaland = € 687 miljard
  • Inwonersaantal = 17 miljoen
  • €687 miljard = € 687.000.000.000
  • 17 miljoen = 17.000.000
  •  € 687.000.000.000 : 17.000.000 = €40.411,76 per inwoner

Tip: het rekent makkelijker als je aan beide kanten evenveel nullen wegstreept. Het antwoord blijft gelijk.


In dit voorbeeld: 

€ 687.000.000.000 : 17.000.000 → 687.000 : 17 = €40.411,76

Formule

nationaal inkomen : aantal inwoners =

inkomen per hoofd van de bevolking

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Prijscompensatie
  • Als er inflatie plaatsvindt moet je inkomen (nominaal) net zoveel stijgen anders kun je minder kopen (-->koopkracht verlies).
  • Nominale inkomensverandering (%) - Inflatie (%) = Reële inkomensverandering

  • Postief antwoord = Koopkracht toename (meer dan prijscompensatie)
  • Antwoord 0 = Koopkracht behouden (precies Prijscompensatie)
  • Negatief antwoord = Koopkracht afname (minder dan prijscompensatie)

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Loon-prijsspiraal
Werknemers willen bij inflatie prijscompensatie (lonen moeten net zoveel stijgen als de inflatie). De loonkosten zijn hoger, en dit wordt weer doorberekend in de producten. Hierdoor willen werknemers weer loonsverhoging.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Loon-prijsspiraal

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Kahoot

  • Log in en doe mee !!!!




Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Handige definities
Koopkracht → de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.
Consument → iemand die goederen of diensten koopt om in zijn behoeften te voorzien → te beïnvloeden door reclame (2)
CBS → Centraal Bureau voor de Statistiek. Het CBS verzamelt allerlei informatie, onder andere over economische veranderingen

Zelfvoorziening → Je voorziet in je behoeften aan goederen en diensten zonder die zelf te kopen

Slide 22 - Slide

Als je bijvoorbeeld een broodje koopt, een reis boekt of een verzekering afsluit, dan ben je aan het consumeren. Bedrijven proberen je als consument steeds te beïnvloeden bij je aankopen. Daarom maken bedrijven commerciële reclame voor hun product. Dit reclame van bedrijven om meer producten of diensten te verkopen. Daarnaast heb je ideële reclame. Die heeft als doel om mensen te laten nadenken over zaken die spelen in de samenleving. Dit soort reclame probeert het gedrag van mensen te veranderen.
Een veelgebruikte formule in het vak economie is die van de procentuele verandering: 
  •         Verandering in % = (nieuw - oud) / oud * 100 


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Keuzes maken
  • wat is inflatie?
  • wat is prijscompensatie. wat heeft dit met inflatie en het loon te maken?
  • wat is het verschil tussen nominale en reële lonen?
  • hoe bereken je een nieuw indexcijfer
  • Floor verdiende in 2014 3250 euro het indexcijfer was toen 103.2. Wat verdient Floor in 2019 wanneer het indexcijfer 106.3 wordt?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions