Woordenschat H1: Vergelijkingen



  • 10 minuutjes lezen
  • Wat weet je al?
  • Introductie + uitleg woordenschat H1
  • Zelf aan de slag!

Wat gaan we deze les doen?
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson



  • 10 minuutjes lezen
  • Wat weet je al?
  • Introductie + uitleg woordenschat H1
  • Zelf aan de slag!

Wat gaan we deze les doen?

Slide 1 - Slide

Doel van deze les:
Ik kan vergelijkingen herkennen en begrijpen.

Slide 2 - Slide

Beeldspraak
  • Wat is beeldspraak?
  • Heb je voorbeelden?
  • Waarom gebruik je beeldspraak?

Slide 3 - Slide

Beeldspraak
Wanneer je iets zegt dat je niet letterlijk maar figuurlijk bedoelt, gebruik je beeldspraak.

Slide 4 - Slide

PO Woordenschat
Tekst schrijven met beeldspraak erin.
Woordenschat H1 t/m H6.

Slide 5 - Slide

Woordenschat H1: Vergelijking
In een vergelijking staan twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken: 
                         het object (o)               en             het beeld (b)
Joris en Erick (de objecten) lijken op elkaar als twee druppels water (beeld)

Het object is iets uit de werkelijkheid: iets dat dus echt is. 
Het beeld is iets waar het object op lijkt


Slide 6 - Slide

Woordenschat H1: Vergelijking
Joris en Erick (de objecten) lijken op elkaar als twee druppels water (beeld)

Er staat een verbindingswoord tussen object en beeld: als. 
Andere verbindingswoorden zijn: zo … als, lijkt wel, is net, een … van een …. 


Slide 7 - Slide

Een paar voorbeelden:
Wat is het object, het beeld en het verbindingswoord?

- Die man lijkt wel een beer!
- Lachen als een boer die kiespijn heeft. 
- Hij ging er als een haas vandoor. 

Slide 8 - Slide

Beeldspraak
Een vergelijking is een vorm van beeldspraak.  Je gebruikt het beeld om een mens, dier of ding te verduidelijken, om het meer kracht te geven.

Beeldspraak is altijd 
figuurlijk bedoeld.

Slide 9 - Slide

Opdracht 1 (in quizvorm)
Schrijf de juiste antwoorden mee in je schrift, want deze opdracht is huiswerk. 

Slide 10 - Slide

Zo bang als een
A
wezel
B
hoentje
C
beer
D
mol

Slide 11 - Quiz

zo blind als een
A
garnaal
B
mol
C
beer
D
hond

Slide 12 - Quiz

zo doof als een
A
kwartel
B
vis
C
vogel
D
vos

Slide 13 - Quiz

zo fris als een
A
kat
B
spin
C
hond
D
hoentje

Slide 14 - Quiz

zo gezond als een
A
kip
B
vis
C
otter
D
zwaluw

Slide 15 - Quiz

zo nijdig als een
A
poes
B
paard
C
spin
D
vleermuis

Slide 16 - Quiz

zo slim als een
A
inktvis
B
kater
C
vos
D
hond

Slide 17 - Quiz

zo sterk als een
A
gorilla
B
olifant
C
leeuw
D
beer

Slide 18 - Quiz

zo vrij als een
A
vis
B
vogel
C
schaap
D
vlinder

Slide 19 - Quiz

zo ziek als een
A
hond
B
koe
C
paard
D
eend

Slide 20 - Quiz

Aan de slag!
Maak H1 Woordenschat: opdr. 1, 3 en 6.
Maak deze opdrachten in je schrift, zodat je ze kunt gebruiken voor de praktische opdracht.

Klaar? 
Leer de woorden van Woordenschat H1.

Slide 21 - Slide

Checkvragen
  1. Wat is beeldspraak?
  2. Wat is het Object?
  3. Wat is het beeld?
  4. Noem twee verbindingswoorden:

Slide 22 - Slide

Checkvragen
Wat is beeldspraak?
Figuurlijk taalgebruik. Gebruikt om extra kracht te geven.
Wat is het Object?
Iets uit de werkelijkheid.
Wat is het beeld?
Iets waar het object op lijkt.
Noem twee verbindingswoorden:
Bijvoorbeeld: als, lijkt wel, zo ... als, een... van, is net.

Slide 23 - Slide

Doel van deze les:
Ik kan vergelijkingen herkennen en begrijpen.

Slide 24 - Slide


Huiswerk


Maandag 20 maart:
Woordenschat H1, opdr. 1, 3 en 6 af!
(+ huiswerk dat je morgen op krijgt)

Slide 25 - Slide