Talent H2 en H5

Welke zes tekstdoelen ken je?
1 / 16
next
Slide 1: Open question
Middelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welke zes tekstdoelen ken je?

Slide 1 - Open question

Zes tekstdoelen

1. informeren

2. uiteenzetten

3. beschouwen

4. overtuigen

5. activeren

6. amuseren

Slide 2 - Slide

Wat is het verschil tussen uiteenzetten en informeren?

Slide 3 - Open question

uiteenzetten

is een informatieve tekst waarin je iets uitlegt, beschrijft, verklaart of meedeelt. Je blijft objectief.

Informeren

is een tekst waarmee je de lezer iets nieuws wilt vertellen of je wilt verslag doen van een gebeurtenis of onderzoek. Je blijft objectief.

Slide 4 - Slide

Welke tekstvorm hoort bij een beschouwing?
A
nieuwsbericht
B
achtergrondartikel
C
recensie
D
column

Slide 5 - Quiz

Een indelingsstructuur hoort bij een
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing
D
activerende tekst

Slide 6 - Quiz

Voor-en nadelenstructuur hoort bij...
A
uiteenzetting en betoog
B
betoog en beschouwing
C
beschouwing en activerende tekst
D
activerende tekst en uiteenzetting

Slide 7 - Quiz

Verklaringsstructuur hoort bij ...
A
uiteenzetting en betoog
B
betoog en beschouwing
C
beschouwing en uiteenzetting
D
activerende tekst en betoog

Slide 8 - Quiz

Welk onderwerp ga je behandelen?
e-learning
A
inleiding stelling-argumentenstructuur
B
inleiding verklaringsstructuur
C
inleiding tijdsstructuur
D
inleiding voor-nadelenstructuur

Slide 9 - Quiz

De ontwikkeling van het onderwijs. Dit onderwerp vraagt om een ...
A
voor- en nadelenstructuur
B
verklaringsstructuur
C
tijdsstructuur
D
onderzoeksstructuur

Slide 10 - Quiz

‘Hé, je bent de servetten vergeten,’ zegt Liselot (8) tegen Dajo (8).
A
aanleiding
B
afweging
C
aanname
D
anekdote

Slide 11 - Quiz

Wie zich op dat moment, in de nadagen van de oorlog, tot Hitler bekende, moest wel een gelovige zijn geweest.

A
argument
B
oorzaak
C
relativering
D
stelling

Slide 12 - Quiz

Noem twee synoniemen voor 'aanname'

Slide 13 - Open question

1. hypothese

2. veronderstelling


Dit is dus een mening verkondigen die nog bewezen moet worden.


Slide 14 - Slide

voorbehoud
A
maakt bezwaar tegen een bewering
B
wijst op het betrekkelijke van iets, zwakt af
C
doet een uitspraak waarmee het standpunt wordt ontkracht
D
stemt met iets in, als aan een bepaalde voorwaarde is voldaan

Slide 15 - Quiz

signaalwoorden bij een voorwaardelijk verband zijn ....
A
als, indien, wanneer, mits, behalve wanneer
B
doordat, daardoor, hierdoor, dat komt door
C
denk hierbij aan, bijvoorbeeld, zo, dat houdt in
D
alsof, evenals, eveneens, op dezelfde wijze

Slide 16 - Quiz