Woorden H2.3 - mavo 1

WOORDEN H2.3 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

WOORDEN H2.3 

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
- Voorkennis activeren
- Theorie
- Controleren van begrippen
- Afsluiting les

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les  weet je wat synoniemen zijn en ken je de betekenis van de woorden uit Woorden 1 & Woorden 2.

Slide 3 - Slide

Wat is de betekenis van:
'in je element zijn'?
A
Erbij horen, belangrijk zijn
B
Helemaal op je gemak zijn, ergens blij mee zijn
C
Geen zorgen meer hebben
D
Perfect, foutloos

Slide 4 - Quiz

Wat is de betekenis van:
'ontroerend' ?
A
Huilen
B
Dramatisch
C
Aandoenlijk, gevoelens oproepend
D
Verbaasd en in de war

Slide 5 - Quiz

Wat is de betekenis van:
'geconfronteerd worden met' ?
A
Te maken krijgen met
B
Gauw geweld gebruiken
C
Niet goed weten wat je moet doen
D
Verbinding

Slide 6 - Quiz

Welk woord ontbreekt? De man nam een bos bloemen voor zijn date mee. Dat was heel .... van hem.
A
eentonig
B
attent
C
ontwricht
D
spectaculair

Slide 7 - Quiz

Welk woord ontbreekt?
De goochelstunt was zo ....
dat het publiek verbijsterd was.
A
aantrekkingskracht
B
spectaculair
C
accessoire
D
eentonig

Slide 8 - Quiz

Synoniemen
Sommige woorden hebben dezelfde betekenis. Bijvoorbeeld de woorden juist en correct. Dat soort woorden noem je synoniemen.

Als twee woorden synoniemen van elkaar zijn, kun je ze door elkaar vervangen.
Dat antwoord is correct. = Dat antwoord is juist.
Sommige woorden hebben meer dan één synoniem.
Zo betekent 'goed' hetzelfde als 'juist' en 'correct'.

Slide 9 - Slide

Bedenk zelf een synoniem

Slide 10 - Open question

Wat is het synoniem van het woord 'accepteren' ?
A
Afwijzen
B
Versmaden
C
Initiatief
D
Aanvaarden

Slide 11 - Quiz

Wat is een synoniem van het woord 'afwisselen' ?
A
gelegenheid
B
uitzonderlijk
C
variëren
D
dramatisch

Slide 12 - Quiz

Wat is een synoniem van het woord: 'inprenten' ?
A
praktisch
B
buitengewoon
C
zeldzaam
D
onthouden

Slide 13 - Quiz

Wat is een synoniem van het woord: 'praktisch' ?
A
handig
B
volmaakt
C
dramatisch
D
saai

Slide 14 - Quiz

De docent 'geeft toe'
dat hij een fout gemaakt heeft.
A
geeft toe = ontroerd
B
geeft toe = erkent
C
geeft toe = onzeker
D
geeft toe = daagt uit

Slide 15 - Quiz

'In tegenstelling tot'
de afspraak, gingen we dit weekend naar de camping.
A
In tegenstelling tot = Anders dan
B
In tegenstelling tot = Voorstel
C
In tegenstelling tot = onzeker
D
In tegenstelling tot = verbijsterd

Slide 16 - Quiz

Lesdoel behaald?
Aan het einde van de les weet je wat synoniemen zijn en ken je de betekenis van de woorden uit Woorden 1 & Woorden 2.

Slide 17 - Slide

Waar zou je de volgende keer nog extra uitleg over willen krijgen?

Slide 18 - Open question

Huiswerk voor morgen

Maak in Talent Online de Test Jezelf van hoofdstuk 2.3 Woorden.
De Test Jezelf moet morgen af zijn!

Slide 19 - Slide