Je kunt beschrijven dat bij fotosynthese energierijke stoffen worden gevormd uit energiearme stoffen,
en hoe bij verbranding die energie weer vrijkomt.
Je kunt de voedselrelaties tussen organismen beschrijven.
Slide 3 - Slide
Hoe gaat de kringloop van fotosynthese en verbranding?
Fotosynthese - Koolstofdioxide + Water + Energie -> Glucose + Zuurstof
Verbranding - Glucose + Zuurstof -> Energie + Koolstofdioxide + Water
Wat bij het ene ontstaat wordt gebruikt bij de andere!
Slide 4 - Slide
Fotosynthese
Verbranding
Slide 5 - Slide
Voedselrelaties
Slide 6 - Slide
Voedselketen
Slide 7 - Slide
Voedselweb = meerdere voedselketens door elkaar
Slide 8 - Slide
Producenten zijn planten
Slide 9 - Slide
consumenten 1ste orde= planteneters
Slide 10 - Slide
Alleseters consumenten 1e orde of hoger
Alleseters zijn dieren die planten en dieren eten.
Slide 11 - Slide
Consumenten 2e orde of hoger = vleeseters
Slide 12 - Slide
Afvaleters= eten dode resten van planten en dieren
Slide 13 - Slide
Reducenten
Bacteriën & schimmels
Slide 14 - Slide
De voedselkringloop
Slide 15 - Slide
6.2 Piramiden
Slide 16 - Slide
Leerdoelen
Je kunt omschrijven wat piramiden van aantallen en biomassa weergeven.
Je kunt beschrijven op welke manieren energie uit de voedselketen verdwijnt
Slide 17 - Slide
Piramide van aantallen
Een piramide van aantallen geeft aan hoeveel individuen van een soort er in een voedselketen zijn.
Een piramide van aantallen heeft niet altijd een piramidevorm.
Slide 18 - Slide
Piramide van biomassa
Slide 19 - Slide
Energie verdwijnt uit de voedselketen
Slide 20 - Slide
Koolstof- en stikstofkringloop
Slide 21 - Slide
Leerdoelen
Je kunt de koolstofkringloop beschrijven.
Je kunt de stikstofkringloop beschrijven.
Slide 22 - Slide
Kringloop van koolstof
Slide 23 - Slide
1. glucose
2. plant (plantaardige energiestoffen)
3. schaap (dierlijke energiestoffen)
4. reducenten (energiestoffen)
5. verbranding plant
6. verbranding schaap
7. verbranding reducenten
8. koolstofdioxide
9. fotosynthese
Slide 24 - Slide
Stikstofkringloop
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Biologisch evenwicht
Slide 32 - Slide
Leerdoelen
Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven.
Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt
beïnvloed door biotische en abiotische factoren.
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Begrippen:
individu
populatie
levensgemeenschap
Slide 35 - Slide
Begrippen:
biologisch evenwicht
Slide 36 - Slide
Voorbeeld van evenwicht
Een toenemend aantal konijnen (biotische factor) dan:
Vossenpopulatie groeit ook
Vos eet konijn, aantal konijnen neemt af
Niet genoeg konijnen, vossenpopulatie krimpt weer
enzovoorts
Slide 37 - Slide
Aanpassingen bij dieren
Slide 38 - Slide
Lesdoelen
Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.
Een ijsbeer is met zijn dikke witte vacht goed aangepast aan de koude Noordpool. Ook andere dieren hebben aanpassingen zodat ze kunnen overleven in hun ecosysteem. De meeste aanpassingen zijn erfelijk.
Slide 39 - Slide
Aanpassingen
Alle organismen hebben aanpassingen aan hun leefomgeving en hun leefwijze.
Zoals ademhaling, beweging, voeding, verdediging en voortplanting.
Vissen aangepast voor water (kieuwen)
Vogel voor vliegen (vleugels)
Slide 40 - Slide
Zoolganger Teenganger Topganger
Slide 41 - Slide
Vogels
De poten en snavels van vogels zijn aangepast aan hun leefwijze en voedsel
Slide 42 - Slide
Aanpassingen bij planten
Slide 43 - Slide
Lesdoel
Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun leefomgeving.
Slide 44 - Slide
Huidmondjes zijn belangrijk bij de fotosynthese:
ze ademen overdag koolstofdioxide in
ze ademen overdag zuurstof en waterdamp uit
Bij verlies van teveel water, droogt een plant uit!
Huidmondjes
Slide 45 - Slide
Aanpassing plant bij een droge omgeving
Diepe wortels/breed wortelstelsel
Kleine/geen bladeren
Waslaagje
Haren of stekels tegen de zon
Water kunnen opslaan
Slide 46 - Slide
aanpassingen om beter te overleven
natte omgeving
- huidmondjes aan oppervlak blad (veel)
- bladeren kaal, groot, dun, bedekt met dunne waslaag
- luchtkanalen in stengels voor vervoer zuurstof
- soms geen huidmondjes
Slide 47 - Slide
Aanpassingen aan licht
Zonneplanten : Groeien bij veel licht
Schaduwplanten: Groeien het best bij weinig licht
Voorjaarsbloeiers ; schaduwplanten die vroeg bloeien