Voorbereiding Toets Lezen en Woordenschat

Lezen en Woordenschat H.1 en H.2
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Lezen en Woordenschat H.1 en H.2

Slide 1 - Slide

Hoe noteer je het onderwerp van een zin?
A
Als een vraagzin
B
In een of enkele woorden
C
In een mededelende zin
D
In een omschrijving

Slide 2 - Quiz

Wat is het doel van oriënterend lezen?
A
Je zoekt specifieke informatie in de tekst
B
Je wilt weten of de tekst voor jou interessant is.
C
Je wilt erachter komen waar de tekst over gaat
D
Je wilt precies weten wat er in de tekst staat

Slide 3 - Quiz

Wat doe je bij globaal lezen?
A
Alleen de titel lezen en de plaatjes bekijken
B
De tekst nauwkeurig lezen
C
Je leest alleen de informatie die voor jou belangrijk is
D
De eerste en de laatste zinnen van de alinea's lezen

Slide 4 - Quiz

Hoe is een tekst meestal opgebouwd
(verdeling)?

Slide 5 - Open question

Geef een voorbeeld van een synoniem.

Slide 6 - Open question

Wat betekent
afkeer?
A
weerzin
B
tegenslag
C
keerzijde
D
weigering

Slide 7 - Quiz

Wat betekent
integer?
A
vertrouwelijk
B
eerlijk
C
hartelijk
D
trouw

Slide 8 - Quiz

Wat betekent
recent?
A
binnenkort
B
lang geleden
C
nieuw
D
pas verschenen

Slide 9 - Quiz

Wat betekent
teweegbrengen
A
ontroeren
B
veroorzaken
C
verzekeren
D
waarnemen

Slide 10 - Quiz

Maak de uitdrukking af:
heg noch ... weten
A
stek
B
weg
C
straat
D
steg

Slide 11 - Quiz

Maak de uitdrukking af:
in ... en kruiken
A
kannen
B
pannen
C
schalen
D
kopjes

Slide 12 - Quiz

Wat betekent de uitdrukking:
pais en vree
A
geliefd
B
met ruzie
C
rustig en vredig
D
zo nu en dan

Slide 13 - Quiz

Welke uitdrukking hoort er bij de betekenis
'zonder systeem of regelmaat'
A
zonder blikken of blozen
B
met mitsen en maren
C
kant noch wal raken
D
te hooi en te gras

Slide 14 - Quiz

Wat betekent
'iets met argusogen bekijken'?
A
iets veroordelen
B
iets wantrouwend bekijken
C
iets observeren
D
iets goedkeurend bekijken

Slide 15 - Quiz

Schrijf een zin met het woord 'auditie' waaruit de betekenis duidelijk blijkt.

Slide 16 - Open question

Schrijf een zin met het woord 'garanderen' waaruit de betekenis duidelijk blijkt.

Slide 17 - Open question

Maak een zin met de uitdrukking 'in de bres springen voor iemand'

Slide 18 - Open question