Voorbereiding Toets Lezen en Woordenschat

Welkom 1HAc!
Ga rustig op je plaats zitten, doe je telefoon in de tas en pak alvast je laptop erbij. Ga naar LessonUp.app



Wat gaan we vandaag doen?

Oefenen voor de toets.

Vandaag oefenen we Lezen en Woordenschat Hoofdstuk 1 en 2


Bas, Mohammad en Sven... waar waren jullie??






Dinsdag 15-11
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom 1HAc!
Ga rustig op je plaats zitten, doe je telefoon in de tas en pak alvast je laptop erbij. Ga naar LessonUp.app



Wat gaan we vandaag doen?

Oefenen voor de toets.

Vandaag oefenen we Lezen en Woordenschat Hoofdstuk 1 en 2


Bas, Mohammad en Sven... waar waren jullie??






Dinsdag 15-11

Slide 1 - Slide

Huiswerk
Hoofdstuk 2, Woordenschat, bladzijde 54 van je boek:

 
• Maak de startopdracht online
• Lees daarna de theorie en bekijk het uitlegfilmpje in Nieuw Nederlands
• Maak vervolgens de volgende opdrachten online: 1 t/m 5

Slide 2 - Slide

Lezen en Woordenschat H.1 

Slide 3 - Slide

Hoe noteer je het onderwerp van een zin?
A
Als een vraagzin
B
In een of enkele woorden
C
In een mededelende zin
D
In een omschrijving

Slide 4 - Quiz

Het onderwerp van een tekst vind je door...?
Bekijk de tekst:
  • kijk naar de titel
  • Kijk naar de illustraties
  • Kijk naar de tussenkopjes
  • Kijk naar anders gedrukte woorden (scheef, dik, gekleurd)

            Lees de eerste alinea! 

Slide 5 - Slide

Wat is het doel van oriënterend lezen?
A
Je zoekt specifieke informatie in de tekst
B
Je wilt weten of de tekst voor jou interessant is.
C
Je wilt erachter komen waar de tekst over gaat
D
Je wilt precies weten wat er in de tekst staat

Slide 6 - Quiz

Wat doe je bij globaal lezen?
A
Alleen de titel lezen en de plaatjes bekijken
B
De tekst nauwkeurig lezen
C
Je leest alleen de informatie die voor jou belangrijk is
D
De eerste en de laatste zinnen van de alinea's lezen

Slide 7 - Quiz

Hoe is een tekst meestal opgebouwd
(verdeling)?

Slide 8 - Open question

Geef een voorbeeld van een synoniem.

Slide 9 - Open question

Wat betekent
amicaal?
A
vriendschappelijk
B
vrolijk
C
blij
D
bang

Slide 10 - Quiz

Wat betekent
domineren?
A
kwaadspreken
B
overheersen
C
voordelig
D
gezellig

Slide 11 - Quiz

Wat betekent
recent?
A
binnenkort
B
lang geleden
C
nieuw
D
pas verschenen

Slide 12 - Quiz

Wat betekent
souterrain?
A
vriendelijk
B
kelderverdieping
C
oprecht
D
aandenken

Slide 13 - Quiz

Maak de uitdrukking af:
kommer en...?
A
kwijl
B
kijk
C
kelder
D
kwel

Slide 14 - Quiz

Maak de uitdrukking af:
in ... en kruiken
A
kannen
B
pannen
C
schalen
D
kopjes

Slide 15 - Quiz

Wat betekent de uitdrukking:
pais en vree
A
geliefd
B
met ruzie
C
rustig en vredig
D
zo nu en dan

Slide 16 - Quiz

Welke uitdrukking hoort er bij de betekenis
'oprecht'
A
in kannen en kruiken
B
met mitsen en maren
C
pais en vree
D
naar eer en geweten

Slide 17 - Quiz

Wat betekent
'nabijheid verbroedert'?
A
nabijheid verslechtert
B
nabijheid verbindt
C
nabijheid is fijn
D
nabijheid geeft succes

Slide 18 - Quiz

Schrijf een zin met het woord 'bejegenen' waaruit de betekenis duidelijk blijkt.

Slide 19 - Open question

Schrijf een zin met het woord 'recent' waaruit de betekenis duidelijk blijkt.

Slide 20 - Open question

Maak een zin met de uitdrukking
'kant noch wal raken'

Slide 21 - Open question

Hoofdstuk 2 
LEZEN EN WOORDENSCHAT

Slide 22 - Slide

Teksten
Bestaan uit drie delen. Welke?


In het middenstuk worden meestal  verschillende aspecten (kanten, delen) besproken. Hoe noemen we die delen?
Inleiding - Middenstuk - Slot
Deelonderwerpen

Slide 23 - Slide

Hoe vind je deelonderwerpen?
Check welke alinea over hetzelfde onderwerp gaan.

Leesmanieren:
- Globaal lezen
- Zoekend lezen
  • Globaal lezen: lees de eerste en laatste zinnen van alle alinea's
  • Zoekend lezen: kijk naar tussenkopjes, opvallende tekens etc.

Slide 24 - Slide