Les 1 aanhalingstekens

Taal 
Aanhalingstekens
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Taal 
Aanhalingstekens

Slide 1 - Slide

Dit ga je leren
Je leert wat aanhalingstekens zijn en wanneer je ze gebruikt.

Slide 2 - Slide

aanhalingstekens
Ik heb..................................... gedaan, vertelt Nina


Slide 3 - Slide

aanhalingstekens
Aanhalingstekens zijn leestekens.

Je gebruikt aanhalingstekens als je precies opschrijft wat iemand zegt.

Wat duurt de reis lang

Slide 4 - Slide

Aanhalingstekens
Vaak staat er een kort zinnetje achter.
Tussen wat iemand zegt en dat korte zinnetje hoort een komma, tenzij er al een leesteken staat.

'We zijn er bijna', zegt mijn moeder.
'Zijn we er bijna?'vraagt mijn moeder.

Slide 5 - Slide

Aanhalingstekens
Wij gingen naar Italië zegt Annas

Kan je zusje niet zwemmen wil Hannah weten.

Slide 6 - Slide

Aaanhalingstekens of niet?
Joep zei dat hij moe was
A
Geen aanhalingstekens
B
Wel aanhalingstekens

Slide 7 - Quiz

Staan de aanhalingstekens goed?

'Dat vind ik stom,' zei Marie.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quiz

Staan de aanhalingstekens goed?

'Heb jij dit al gedaan'? vroeg Marie.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quiz

Aanhalingstekens gebruik je bij...
A
Tussen hoofdzin en bijzin
B
Bij wat je zegt
C
Bij een opsomming
D
Geen van beide.

Slide 10 - Quiz

Welk leesteken mist er in de zin?
Dat is morgen, zei Gerrit.
A
Dubbele punt
B
Aanhalingstekens
C
Komma
D
Uitroepteken

Slide 11 - Quiz

Tijdens gym schreeuwde Kim: Wat doe jij nou?
A
Dit citaat is goed
B
Fout, je mist de dubbele punt
C
Fout, je mist de aanhalingstekens
D
Fout, je mist de hoofdletters

Slide 12 - Quiz

Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
Heb je ook zo'n lieve opa? "zei Piet."
B
"Heb je ook zo'n lieve opa?", zei Piet.
C
"Heb je ook" zo'n lieve opa? zei Piet.
D
"Heb je ook zo'n lieve opa? zei Piet."

Slide 13 - Quiz

Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
"Mijn lievelingseten" is lasagne, zegt mama.
B
Mijn lievelingseten is lasagne, "zegt mama."
C
"Mijn lievelingseten is lasagne, zegt mama".
D
"Mijn lievelingseten is lasagne", zegt mama.

Slide 14 - Quiz

Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
Jayden zei: Ik lust "geen koffie."
B
"Jayden zei: Ik lust geen koffie."
C
Jayden zei: "Ik lust geen koffie."
D
"Jayden zei:" Ik lust geen koffie.

Slide 15 - Quiz

In welke zin staan de aanhalingstekens goed?
A
Amina vroeg: "Wanneer gaan we weer een keer afspreken?"
B
"Amina vroeg: Wanneer gaan we weer een keer afspreken?"
C
Amina vroeg: Wanneer gaan we weer een keer afspreken?"

Slide 16 - Quiz