13.1: bijvoeglijk naamwoord, herhaling

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Cours du 25 mars

bijvoeglijk naamwoord, toetsvoorbereiding

VIFE : Fenna Visser

Planning

• Magister
• Questions
• Bijvoeglijk naamwoord
• Écrire

Wat ga ik deze les leren?

1. Ik leer hoe ik een (onregelmatig) bijvoeglijk naamwoord gebruik.
2. Ik herhaal grammatica- en schrijfoefeningen voor de toets.
3. (Ik schrijf een tekst over mijn broer/zus/neef/nicht.)

Magister

• Aanwezig
• Op tijd
• Boeken mee: cahier B
• Huiswerk gemaakt: ex. 30de, 31

Proefwerk (PW) chapitre 5

Dinsdag 2 april

• Vocabulaire N-F én F-N (incl. zinnen)
• Grammaire: passé composé, bijvoeglijk 

       naamwoord

• Écrire: zinnen vertalen
• Lire: tekstje met meerkeuzevragen

Questions

Réponds en français

1. Tu as un frère ou une soeur ?
2. Il/elle est comment ?

--> Aide: voca EF, phrases-clés G

Bijvoeglijk naamwoord (p. 36-39)

Waarom zijn deze bijvoeglijk naamwoorden verschillend?

1. un portable noir                       
2. une robe noire
3. les cheveux noirs                           
4. les lunettes noires                           

Bijvoeglijk naamwoord (p. 36-39)

Contrôle: ex. 30e

• Manon a les cheveux (m mv) (1) blonds
• Elle porte des lunettes (v mv) (2) noires
• avec un sac à dos (3) gris
• Hugo a les yeux (m mv) (4) verts

Bijvoeglijk naamwoord (p. 36-39)

Contrôle: ex. 30e

• Il porte un jean (5) bleu
• Il porte aussi un T-shirt (6) noir
• Il a deux chiens (7) blancs            

Bijvoeglijk naamwoord (p. 36-39)

Let op: 

• staat er al een 's' of 'e' aan het eind?
• dan komt die er niet extra bij!

Exemple (ex. 31b):

• (1) Jules est drôle. Juliette est drôle. 
• (4) Alexandre est calme. Alexandra est calme.

Bijvoeglijk naamwoord (p. 38)

Niet alle bijvoeglijk naamwoorden zijn regelmatig

• Il est beau. / Elle est belle.
• Kijk dus goed in de grammaire op p. 38!
• Ma grand-mère est: vieux/vieille/vieux/vieilles
• Ma grand-mère est vieille. (v. ev.)

Bijvoeglijk naamwoord (p. 36-39)

Nu probeer je het zelf!

• Faire: ex. 32ab, 34a
• Aide: grammaire p. 38
• Fini? ex. 32c, apprendre voca F

Bijvoeglijk naamwoord (p. 36-39)

Bespreken 32b:

1. Sa sœur est belle.
2. Les portables sont nouveaux.
3. Ma grand-mère est vieille.
4. Les chiens sont beaux.
5. Sophie est nouvelle dans la classe.

Oefeningen

Je maakt oefeningen die vergelijkbaar zijn met de toets

• grammaire
• écrire

Écrire

Tekstje over jouw broer/zus/neef/nicht

• C'est ma soeur.
• Elle s'appelle Like.
• Elle a vingt-deux ans.
• Son anniversaire, c'est le deux août.
• Elle est grande (comme moi) et sympa.

Écrire

Tekstje over jouw broer/zus/neef/nicht

• C'est qui ? [ma soeur/mon frère/ma cousine/mon cousin]
• Comment (= hoe) il/elle s'appelle ?
• Il/elle a quel âge ?
• C'est quand son anniversaire ? (voca B)
• Il/elle est comment ? (voca EF)
  

Wat heb ik geleerd?

1. Ik weet hoe ik een (onregelmatig) bijvoeglijk naamwoord gebruik.
   
2. Ik herhaal grammatica- en schrijfoefeningen voor de toets.
3. (Ik heb een tekst geschreven over mijn broer/zus/neef/nicht.)

Devoirs

• Faire: zelf nakijken oefeningen (studiewijzers)
• Apprendre : grammaire H, bijvoeglijk naamwoord (p. 43)
• Apporter : cahier B !

Oefentoets? Gebruik de online methode! (leermiddelen op Magister)