Oefenen DIA 2

DIA oefenen 2
5 taalvragen 
5 rekenvragen
1 / 11
next
Slide 1: Slide
Basisschool

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

DIA oefenen 2
5 taalvragen 
5 rekenvragen

Slide 1 - Slide

Welke werkwoordsvorm is goed?
.... je je schaatsen goed vast?
A
bind
B
bindt

Slide 2 - Quiz

Welke werkwoordsvorm is goed?

Langzaam ... Karin en Benjamin omlaag.
A
zweefde
B
zweevden
C
zweevde
D
zweefden

Slide 3 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Aan wie heb jij het allemaal verteld?
A
allemaal
B
je
C
aan
D
heb

Slide 4 - Quiz

Ik was verbijsterd, toen ik het zag.

Wat is de betekenis van verbijsterd?

A
Woedend, ziedend
B
Sprakeloos en in de war van verbazing
C
Zeer teleurgesteld
D
Toestand van niet kunnen stoppen met lachen

Slide 5 - Quiz

Jesse is commercieel ingesteld.

Wat is de betekenis van commercieel?
A
Gericht op zorg.
B
Gericht op eigenbelang.
C
Gericht op winst maken.
D
Gericht op techniek.

Slide 6 - Quiz

Lisette wandelt met een snelheid van 6 km per uur. Ze loopt een tocht in 30 minuten.
Maud loopt dezelfde tocht in 45 minuten.
Hoe snel loopt Maud?
A
9 km per uur
B
2 km per uuur
C
3 km per uur
D
4 km per uur

Slide 7 - Quiz

De breuk 3/5 is evenveel als...
A
80%
B
60%
C
30%
D
20%

Slide 8 - Quiz

0,826 =
A
8/10 + 2/100 + 6/1000
B
80 + 2 + 6/100
C
8 + 2/10 + 6/100
D
8/100 + 2/1000 + 6/10000

Slide 9 - Quiz

In een magazijn staan 2087 dozen. In elke doos zitten gemiddeld 552 enveloppen.
Hoeveel enveloppen liggen er ongeveer in het magazijn?
A
100.000.000
B
1.000.000
C
100.000
D
10.000.000

Slide 10 - Quiz

Elk kwartaal doet een bedrijf belastingaangifte.
Dat is elke ... maanden.
A
4
B
5
C
6
D
3

Slide 11 - Quiz