4V Wateroverlast Examentrainingsopgaven 1 en 2 antw verz

4Vak1 Examentrainingsopgaven 1 en 2 antwoorden verzamelen
  • Opgaven en bronnen in je opdrachtenboek. 
  • Atlas erbij is handig. 
  • LessonUp voor inleveren van je antwoorden is met je gedeeld (via klascode inloggen: hzhqt  )
  • Schrijf je antwoorden in je schrift + antwoorden fotograferen en in deze LessonUp zetten / typen in deze LessonUp
  • Samen nakijken in de les
1 / 15
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

4Vak1 Examentrainingsopgaven 1 en 2 antwoorden verzamelen
  • Opgaven en bronnen in je opdrachtenboek. 
  • Atlas erbij is handig. 
  • LessonUp voor inleveren van je antwoorden is met je gedeeld (via klascode inloggen: hzhqt  )
  • Schrijf je antwoorden in je schrift + antwoorden fotograferen en in deze LessonUp zetten / typen in deze LessonUp
  • Samen nakijken in de les

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

uit studiewijzer

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

1.
Geef antwoord op de volgende vragen:
- Welke vier gebergtes zijn de grootste waterleveranciers voor de Rijn?
- Welk gebergte is de grootste waterleverancier voor de Maas?
- Verklaar waarom in sommige gebieden meer dan 1.200 mm neerslag per jaar valt.
- Hoe komen de Rijn en de Maas aan hun water? Is het smeltwater, regenwater of beide?

Slide 3 - Open question

– De Alpen, de Vogezen, het Sauerland en het Thüringer Wald.
– De Ardennen.
– Dit zijn hoge gebieden met veel stuwingsregens.
– De Rijn = beide en de Maas = regenwater.
2
Geef antwoord op de volgende vragen:

- Wat zijn voor de Rijn en de Maas de maanden met de meeste waterafvoer? Kies uit: januari tot en met maart – juni tot en met augustus – oktober tot en met december.

- Verklaar het verschil in toevoer tussen de Maas en de Rijn.

Slide 4 - Open question

– Voor beide rivieren januari tot en met maart.
– De Maas is een regenrivier, de toevoer is erg onregelmatig.
De Rijn is een gemengde rivier met een veel groter stroomgebied, daardoor is de aanvoer van water regelmatiger.
3
Bekijk bron 11, 12 en GB 97/GB 97.
De Hautes Fagnes liggen in het noordoosten van de Ardennen. De Hautes Fagnes zijn een hoogveengebied waar bijzonder veel neerslag valt.

Leg uit welk effect dit hoogveengebied heeft op een afvoerpiek in het Nederlandse gedeelte van de Maas. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 5 - Open question

De oorzaak is dat in een hoogveengebied de neerslag langer wordt vastgehouden. de piekafvoer hierdoor wordt afgevlakt en de vertragingstijd groter wordt

Verval en verhang

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

4
Lees bron 12.
Als de Maas langs Maastricht stroomt, op 45 meter hoogte, heeft hij er al 660 km op zitten.

Bereken het verhang tussen de bron en Maastricht (traject 1) en tussen Maastricht en de monding (traject 2) en beoordeel daarna de vier stellingen over beide trajecten. Kies achter elke stelling of deze juist of onjuist is.

Slide 7 - Open question

Verhang traject I: 355 : 660 km. = 53 cm per km.
Verhang traject II: 45 : 240 km.= 19 cm per km.
Stelling A = juist, Stelling B = onjuist, Stelling C = juist, Stelling D = juist
5 Bekijk bron 13 en 14 en GB Zuid-Nederland. De Maas wordt in Nederland in vijf stukken verdeeld:
-de Bovenmaas, vanaf Eijsden;
-de Grensmaas, vanaf Maastricht;
-de Plassenmaas, vanaf Maasbracht;
-de Noordelijke Maas, vanaf Venlo;
-de Benedenmaas en Getijdenmaas vanaf Cuijk tot Heusden.
In welk traject past de doorsnede van bron 14? Geef een argument voor je keuze.

Slide 8 - Open question

De Benedenmaas, omdat op de doorsnede uiterwaarden en een winterdijk zichtbaar zijn. Dit zijn onderdelen die je alleen in dit deel van de Maas vindt.
6
Lees de tekstbron en bekijk figuur 8.
Langsdammen zijn een nieuw wapen en verhogen de waterveiligheid in de rivieren.

Leg uit waarom:
-langsdammen juist in de binnenbocht worden aangelegd;
-bij piekafvoeren het water sneller afgevoerd kan worden.

Slide 9 - Open question

– In de binnenbocht vindt geen erosie plaats, maar sedimentatie. Door de langsdammen wordt deze sedimentatie gering omdat de rivier sneller gaat stromen.
– De kribben zijn weggehaald waardoor het water niet meer opgestuwd wordt, maar sneller langs de langsdammen kan stromen.

7
Bekijk bron 15 en 16 en gebruik de atlas.

In welk deel van het Nederlandse kustgebied zijn deze foto’s gemaakt en op welke vier manieren wordt dit kustgebied tegen de zee beschermd?

Slide 10 - Open question

7
De Zeeuwse kust en deze wordt door duinen, zeedijken, dammen en stormvloedkeringen tegen de zee beschermd.
8
Bekijk bron 15, 16 en gebruik de atlas.
Als gevolg van de aanleg van dammen en stormvloedkeringen is er sprake van ‘kustlijnverkorting’.

Leg met behulp van GB 42A/GB 40D uit wat daarmee bedoeld wordt.

Slide 11 - Open question

8
Door de aanleg van relatief korte dammen en keringen is het niet meer nodig om vele kilometers zeedijk te onderhouden.
9
Bekijk bron 15 en 17.
De Zeeuwse Delta was voor de aanleg van de Deltawerken een estuarium. Deze dynamiek was typisch voor een estuarium.

Welke dynamiek wordt bedoeld?

Slide 12 - Open question

9
Het in- en uitstromen van zout zeewater en het uitstromen van rivierwater.
10 Bekijk bron 10 en 17.
In de Noordzee draaien de getijdengolven om een aantal wervelpunten. In het centrum van zo’n wervel is weinig getijdeverschil. De hoogte van het getij op een plaats langs de kust heeft te maken met de afstand tot zo’n wervel.
Leg uit:
-hoe de getijdengolven in de Noordzee draaien;
-waarom het water bij Vlissingen en Schiermonnikoog hoger komt dan bij Texel.

Slide 13 - Open question

10
De getijdengolf draait tegen de richting van de klok in. Het water komt hoger bij Vlissingen en Schiermonnikoog omdat deze twee plaatsen verder van het wervelpunt afliggen dan Texel.

11 Bekijk bron 7, 13 en 18.
Met het gereedkomen van het Deltaplan is de Zuidwestelijke Delta een stuk veiliger geworden. Alleen bij een noordwesterstorm en springvloed grijpt Rijkswaterstaat in om overstromingen hier te voorkomen.
Welke twee beweegbare keringen worden dan gesloten? Leg uit waarom de ene kering eerder geopend moet worden dan de andere kering en waarom de andere kering langer gesloten kan blijven. Geef bij je uitleg een fysisch-geografische en een economisch-geografische reden.

Slide 14 - Open question

– De Maeslantkering in de Nieuwe Waterweg en de Stormvloedkering in de Oosterschelde worden gesloten.
– De Maeslantkering kan niet zo lang dicht. De fysisch-geografische reden is, dat het rivierwater in de Nieuwe Waterweg door blijft stromen. Dit water hoopt zich achter de kering op en moet naar zee. De economische reden is dat de scheepvaart niet zo lang gestremd kan worden. Bij de Oosterscheldekering mondt geen rivier uit en kan de dam voor langere tijd gesloten blijven.

12 Bekijk bron 7, 13 en 18. Zoek in de atlas de kaart van Zuid-Nederland op.
Uit studies blijkt dat langs de Westerschelde in Zeeuws-Vlaanderen verschillende zwakke schakels liggen, vooral tussen Cadzand en Breskens. Deze worden aangepakt en de dijken langs de Westerschelde verhoogd. Men verwacht dat niet Zeeuws-Vlaanderen maar de stad Antwerpen in de 22e eeuw natte voeten kan krijgen.
Beredeneer voor het mondiaal schaalniveau en voor het fluviaal schaalniveau (het niveau waarop je een rivier bestudeert) waarom de stad Antwerpen met overstromingen in de 22e eeuw bedreigd wordt.

Slide 15 - Open question

‒ Op mondiaal niveau: door de klimaatverandering stijgt de zeespiegel wereldwijd en verandert het neerslagregiem, meer neerslag in korte tijd.
‒ Op fluviaal schaalniveau: de Westerschelde heeft de vorm van een trechter en wordt van west naar oost steeds smaller waardoor bij Antwerpen grote getijdenverschillen ontstaan. Bij piekafvoeren in de bovenloop, een noordwesterstorm in combinatie met springvloed,
loopt de stad door het opstuwende zeewater en de hoge piekafvoer het risico te
overstromen.