formatieve toets 1.1-1.6 (test jezelf nogmaals versie)

Oefentoets H1: wateroverlast
Deze toets richt zich vooral op leerwerk. De meeste vragen testen of je de feiten/begrippen goed geleerd hebt.

Op de echte toets worden er meer toepassingsvragen gesteld.

Om die vragen te kunnen beantwoorden moet je juist de lesstof heel goed geleerd en begrepen hebben.


Geef volledig antwoord, zoals je ook op een toets zou doen.
1 / 47
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefentoets H1: wateroverlast
Deze toets richt zich vooral op leerwerk. De meeste vragen testen of je de feiten/begrippen goed geleerd hebt.

Op de echte toets worden er meer toepassingsvragen gesteld.

Om die vragen te kunnen beantwoorden moet je juist de lesstof heel goed geleerd en begrepen hebben.


Geef volledig antwoord, zoals je ook op een toets zou doen.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoe zijn de weektaken afgelopen periode gegaan?

*serieus betekent dat je de theorie erbij gelezen hebt en zelf moeite gedaan hebt om achter het antwoord te komen.
Ik heb de basisweektaak en waar nodig support onderdelen serieus gemaakt.
Ik heb de basis weektaak serieus gemaakt.
Ik heb de weektaak vaak wel serieus gemaakt, maar niet altijd.
Ik heb de weektaak vaker niet serieus gemaakt dan wel.
Ik heb helemaal niets van de weektaak serieus gemaakt.

Slide 2 - Poll

This item has no instructions

Korte antwoordvragen, voornamelijk leervragen.

Let op een juiste spelling. De computer kijkt namelijk automatisch na.
Hoofdletters maken niet uit.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat voor een type rivier is de Maas?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Bekijk de afbeelding.

Welk begrip is er met de gele kleur aangegeven?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Bekijk de afbeelding.
Er is een deel paars omcirkeld.

Welk begrip past daar bij?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Bekijk de afbeelding.
Er is een deel met een rode lijn aan gegeven

Welk begrip past daar bij?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Hoe wordt het type monding
van de rivier bij nummer 7
genoemd? Noteer alleen het woord.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Welk begrip wordt
er weergegeven
met deze
grafieken?
A
neerslagvariabiliteit
B
vertragingstijd
C
debiet
D
regiem

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Waar is het verhang van een rivier het grootst?
A
bovenloop
B
middenloop
C
benedenloop
D
overal even groot

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Geef per ding aan of de vertragingstijd toeneemt of afneemt
vertragingstijd neemt toe
vertragingstijd neemt af
verstening
dakpannen vervangen voor groen dak
ontbossing
rivieren rechttrekken

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Uit welke 3 stappen bestaat de drietrapsstrategie?
Zet de drie stappen ook in de goede volgorde, beginnend bij de stap die altijd als eerst moet plaatsvinden. (2p)

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Noem vier maatregelen die bij Ruimte voor de Rivieren passen die bijdragen aan stap 3 van de drietrapsstrategie (2p)

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

zomerdijk
winterdijk
binnendijks
gebied
uiterwaarde
zomerbed
winterbed

Slide 14 - Drag question

Alle 6 goed = 3p
4-5 goed = 2p
2-3 goed = 1p
<2 goed = 0p

De Nederlandse kust is op te delen in 3 gebieden. Welke driedeling is dit? (3p)

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Waar of niet waar:
De Zeeuwse kust bestaat voornamelijk uit een zachte kust / zachte kering.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Op het strand van onder andere Scheveningen en Katwijk wordt gedaan aan dynamisch handhaven.
Leg uit wat dit inhoudt door in te gaan op zowel het dynamische als het handhaven. (2p)

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

De Nederlandse kust bestaat onder andere uit duinen.
Leg in 3 stappen uit hoe deze duinen zijn ontstaan. (3p)

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Geef 2 oorzaken die wel bijdragen aan relatieve zeespiegelstijging maar niet aan absolute zeespiegelstijging (2p).

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Bekijk de afbeelding.
Waar of niet waar:

Er is hier sprake van bolwerkvorming.
(1p)
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk de afbeelding.
Hoe heet deze manier van kustbescherming.
Het gaat om de naam van specifiek dit voorbeeld.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Tijdens de watersnoodramp van 1953 konden de zeedijken doorbreken door het samenvallen van 2 omstandigheden. Welke 2 omstandigheden waren dit?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Bekijk de kaart.
Waar of niet waar:

De Volkerakdam en de Oesterdam zijn beide
primaire waterkeringen.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk de kaart.
De Oosterscheldedam is een stormvloedkering.
Leg uit hoe bij de stormvloedkering rekening gehouden is met de
natuurwaarden van de Oosterschelde.
Gebruik een oorzaak-gevolg relatie (2p).

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

In veel nieuwbouwwijken is rekening gehouden met de drietrapsstrategie.
Welke maatregel zie je hier genomen in de Utrechtse wijk Leidsche Rijn?
Gebruik de naam van de maatregel (het begrip).
Voor alleen een omschrijving van de maatregelen krijg je geen punten. (1p)

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Nu volgen er nog wat toepassingsvragen.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Bekijk de twee kaarten.
Beredeneer welk effect het veranderend
bodemgebruik heeft gehad op de kans op een
verhoogde piekafvoer in 2012 (3p)

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Bekijk de afbeelding.
Beredeneer welke grondsoort er ontstaan
is in het gebied achter de duinen
(landinwaarts). (2p)

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Bekijk de afbeelding.
Stel dat het in beide gebieden A en B enorm hard gaat
regen.
Beredeneer welke rivier eerder zijn piekafvoer zal bereiken.
Gebruik in je antwoord een oorzaak-gevolg redenatie. (3p)

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

In de glastuinbouw zie je vaak dit soort ronde bakken staan.
Ze zijn gevuld met water.

Beredeneer dat het belang van het gebruik van dit
soort bakken door klimaatverandering het hele jaar door
alleen nog maar belangrijker wordt voor de glastuinbouw (3p)

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Tot slot nog 2 grotere opgaven 
met meerdere vragen per opgave.

De eerste opgave gaat over Zeespiegelstijging en deltascenario's.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Zeespiegelstijging en deltascenario’s
Links en rechts zijn beide bron 18

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Gebruik bron 18.
Geef aan of de uitspraak juist of onjuist is.

'bij de deltascenario’s wordt voor het jaar 2100 rekening
gehouden met een zeespiegelstijging van maximaal 1
meter. ' (1p)
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Gebruik bron 18.
Geef aan of de uitspraak juist of onjuist is.

'het RCP8,5-scenario voorspelt tussen 2050 en 2100 een
maximale zeespiegelstijging van rond de 15 millimeter per
jaar.' (1p)
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Geef aan of de uitspraak juist of onjuist is.

'het smelten van landijs op Antarctica en Groenland draagt
meer bij aan zeespiegelstijging dan het smelten van zee-ijs
in het noordpoolgebied. ' (1p)
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

De volgende vraag gaat nog steeds over zeespiegelstijging en deltascenario's

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Bij het berekenen van de scenario's (zie bron 18) is rekening gehouden
met zowel absolute als relatieve zeespiegelstijging.

Geef aan waarom in Nederland juist ook met relatieve zeespiegelstijging
rekening gehouden wordt. (1p)

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

Een bijkomend probleem van zeespiegelstijging is verzilting in het westen
van Nederland.

Leg uit dat in het westen van Nederland verzilting vooral in de zomer optreedt. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten. (2p)

Slide 38 - Open question

This item has no instructions

Nog steeds de vraag over zeespiegelstijging en deltascenario's.
Bron 19, die je nodig hebt voor de volgende vraag.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

In bron 19 staan vier toekomstscenario’s voor Nederland weergegeven.
Geef
- het scenario dat voor Nederland het gunstigste is
- twee manieren waarop de Nederlandse overheid dit scenario kan bereiken.
(3p)

Slide 40 - Open question

This item has no instructions

De Waal bij Tiel
De laatste grote opgave gaat over de Waal bij Tiel.
Ook hier horen weer meerdere vragen bij waar je gebruik maakt van bronnen.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

bron 1

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Gebruik bron 1.
Langsdammen hebben ten opzichte van kribben een voordeel bij stap drie uit de drietrapsstrategie.
Leg dit uit. Je antwoord moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten. (2p)

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

Gebruik bron 1.
Geef twee oorzaken waardoor het eenvoudiger is om langsdammen in de binnenbocht van een rivier te bouwen dan in de buitenbocht.

Slide 44 - Open question

This item has no instructions

Gebruik bron 1.
Het belangrijkste doel van het programma Ruimte voor de Rivier is het verhogen van de veiligheid in het riviergebied. De langsdammen dragen daaraan bij.

Noteer op je antwoordblad nog twee andere doelen die met het programma Ruimte voor de Rivier worden nagestreefd. Geef voor elk doel aan op welke manier de langsdammen daaraan bijdragen.

Slide 45 - Open question

This item has no instructions

Einde toets
Beantwoord de volgende vraag over hoe de toets gegaan is ook nog.

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Welke uitspraak past het best bij je?
ik vond de leervragen makkelijker dan de toepassingsvragen.
Ik vond de toepassingsvragen makkelijker dan de leervragen.
Ik vond de leervragen en toepassingsvragen beide goed te doen
ik vond de leervragen en toepassingsvragen beide lastig.

Slide 47 - Poll

This item has no instructions