This lesson contains 23 slides, with text slides.
Je kent de volgende begrippen en kunt deze in een verwerkingsopdracht over een gelezen boek duidelijk maken:
1. Fictie en non-fictie
2. Realistische en onrealistische fictie
3. Genres
4. Personage (hoofdpersoon): typen en karakter
- Uiterlijke kenmerken
- Karaktereigenschappen
5. Perspectief
6. Ruimte
7. Spanning
8. Beoordelingswoorden
9. Plot
10. Motief
Lees een boek.
Het boek moet wel geschreven zijn voor jongeren van jouw leeftijd. Als je twijfelt, laat mij dan voordat je begint met lezen het boek zien.
Tip: Schrijf na elk hoofdstuk of deel van het boek een paar zinnen op waarin je vertelt waar het over gaat.
Is het verhaal in het boek dat je gelezen hebt fictie of non-fictie?
Als het fictie is, is het dan realistische of onrealistische?
Geef een voorbeeld uit het boek waarmee je
jouw antwoord uitlegt.