De naamvallen zijn te herkennen aan de uitgang die achter de stam van het naamwoord wordt geplakt:
nom.ev.: ὁ θεος -> stam: θε-, uitgang: -ος (de god, mannelijk)
acc.ev.: τον θεον -> stam: θε-, uitgang: -ον
nom.ev.: ἡ θεα -> stam: θε-, uitgang: -α (de godin, vrouwelijk)
acc.ev.: την θεαν -> stam: θε-, uitgang: -αν